nummer: 04/1395/GA
betreft: [klager] datum: 20 september 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 10 juni 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Maashegge te Overloon,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen van klager.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep, zakelijk samengevat, als volgt toegelicht. Klager had op 7 maart 2004 om 11.00 uur moeten terugkeren van verlof. Zijn cel is pas op 8 maart 2004 ontruimd.De andere gedetineerden met wie klager zijn cel deelde, konden daardoor zijn spullen ontvreemden. Klager verwijst naar twee personen die gehoord kunnen worden.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts merkt de directeur op dat hij persoonlijk met het personeel van de badafdeling heeft gesproken. Hieruit is naar voren gekomen dat het personeel conform deinstructies heeft gehandeld en geen verwijt kan worden gemaakt. Het op cel hebben van eigen spullen komt voor de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerden.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het risico van vermissing van goederen die een gedetineerde invoert in de inrichting, bijzondere omstandigheden daargelaten, bij de gedetineerde berust. In dit geval is klager op 7 maart 2004niet teruggekeerd van verlof. Op 8 maart 2004 is de cel van klager, conform de richtlijnen m.b.t. door gedetineerden in penitentiaire inrichtingen achtergelaten voorwerpen (richtlijn van 3 februari 1988 met kenmerk 021/388),ontruimd door twee penitentiair inrichtingswerkers die daarvan een ontruimingsverslag hebben opgemaakt en ondertekend. De door klager als vermist opgegeven goederen staan niet op dit ontruimingsverslag vermeld. Er dient derhalve vanuit te worden gegaan dat de vermiste goederen zich ten tijde van de ontruiming niet op klagers cel hebben bevonden. Gelet op het vorenstaande komt de vermissing van de goederen voor risico van klager en dient het beroep ongegrond teworden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 september 2004
secretaris voorzitter