Nummer: 04/1834/GB
Betreft: [klager] datum: 17 september 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij de selectiefunctionaris ontvangen bezwaarschrift dat op 11 augustus 2004 is doorgestuurd met hetverzoek het als beroepschrift in behandeling te nemen, van
[...], geboren op [1972], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 juli 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) te Lelystad of Nieuwegein afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 27 februari 2002 gedetineerd. Tijdens zijn deelname aan een penitentiair programma met toepassing van elektronisch toezicht in de laatste fase van de detentie is klager op 25 maart 2004 op verdenking van het plegenvan een nieuw strafbaar feit aangehouden en verblijft hij thans als preventief gehechte in het h.v.b. Zwaag te Hoorn.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft om overplaatsing verzocht om zijn opleiding voor sociaal cultureel werker aan het Alberda College te Rotterdam te kunnen continueren en in verband met de betere bezoekmogelijkheden voor zijn partner die in Zeist woonten een fulltime baan heeft. Nadat de selectiefunctionaris klagers verzoek om overplaatsing bij beslissing van 26 april 2004 had afgewezen, heeft klager zijn verzoek onderbouwd met een ondersteunend schrijven vanuit het AlberdaCollege te Rotterdam, de humanistisch raadsman en de lerares bij de inrichting. Ondanks deze nadere onderbouwing bleef de selectiefunctionaris bij zijn afwijzing. Uit voornoemde brieven blijkt dat het voor klager niet mogelijk is omzijn opleiding te continueren en examens af te leggen, omdat er geen samenwerkingsverband meer bestaat tussen het h.v.b. Zwaag en het Alberda College, terwijl een dergelijk samenwerkingsverband wel bestaat met de inrichtingen inNieuwegein en Lelystad.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is preventief gehecht voor het arrondissementsparket Amsterdam. Hij verblijft in het h.v.b. Zwaag, waar voor het arrondissementsparket Amsterdam cellen zijn gereserveerd in verband met een tekort aan celcapaciteit inAmsterdam. Verder is rekening gehouden met klagers woonplaats, Haarlem, met het oog op detentiefasering. Klagers verzoek om overplaatsing is afgewezen, omdat ook in Lelystad en Nieuwegein een tekort aan celplaatsen bestaat voor deeigen parketten. Het belang om in de buurt van het gerecht gedetineerd te zijn, heeft vooral te maken met efficiëntie en korte vervoerslijnen, zodat de gedetineerden tijdig ter terechtzitting aanwezig kunnen zijn. Deselectiefunctionaris heeft de door klager toegezonden brieven als onvoldoende zwaarwegend beschouwd. Het door klager genoemde samenwerkingsverband tussen het Alberda College en de inrichtingen te Lelystad en Nieuwegein blijkt erniet te zijn. In het schrijven van het Alberda College staat dat in elke inrichting examen kan worden afgenomen, mits de inrichting daar toestemming voor geeft. De directie van het h.v.b. Zwaag heeft de selectiefunctionaris latenweten dat klager examen kan doen in de inrichting, mits dit tijdig wordt afgesproken en in het dagprogramma is in te passen. Een detentie brengt nu eenmaal met zich mee dat het contact met relaties buiten moeilijker verloopt. Ditcontact wordt in klagers situatie niet onmogelijk geacht. De belangen van justitie wegen in dit geval zwaarder dan die van klager.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. De beroepscommissie overweegt dat uit het door klager bijgevoegde schrijven van het Alberda College van 18 mei 2004 blijkt dat het voor klager mogelijk is om in de inrichting waar hij verblijft examen te doen. De directievan het h.v.b. Zwaag heeft aan de selectiefunctionaris laten weten dat klager in die inrichting examen kan doen, mits dit tijdig wordt afgesproken en is in te passen in het dagprogramma. Mede gelet op de grote druk op decelcapaciteit en het feit dat klager regelmatig bezoek ontvangt in het h.v.b. Zwaag, ook van zijn partner, is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionarisniet in strijd is met de wet en dat deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hetgeen door en namens klager over de bezoekmogelijkheden naar voren isgebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 september 2004
secretaris voorzitter