Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1345/GA, 15 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1345/GA

betreft: [klager] datum: 15 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 juni 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zwolle 'Zuid',

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Desgevraagd heeft de directeur bij brief van 2augustus 2004 nadere informatie met betrekking tot de beklagonderdelen 4 en 6 verstrekt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
1. weigering telefoneren met advocaat op de door klager gewenste tijdstippen;
2. weigering uitreiking post;
3. het niet aanbieden van volledig dagprogramma;
4. het dragen van handboeien tijdens radiologisch onderzoek in het ziekenhuis;
5. een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen wegens het uitschelden van p.i.w.-ers;
6. uitsluiting van arbeid.

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen 1, 4 en 5 ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de onderdelen 2, 3 en 6 van het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is het oneens met het telkens niet-ontvankelijk en ongegrond verklaren van zijn beklag. De beklagrechter behandelt zijn klaagschriften niet in overeenstemming met de Pbw. Klager eist bij voortduring wachtgeld, arbeid enuitreiking post. In strijd met de wet worden disciplinaire straffen gecombineerd met het gedurende meer dan 14 dagen niet in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan de arbeid. De inrichting voert wanbeleid.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter met juistheid op de onderdelen 1, 2, 3 en 5 van het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre dan ook ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot onderdeel 4 heeft de directeur opgemerkt dat hij als leidraad voor het vervoer van gedetineerden de circulaire 5226951/DJI/03 d.d. 15 april 2004 hanteert. Naar het oordeel van de directeur diende klagers vervoernaar het ziekenhuis door een speciale eenheid van DV&O te worden uitgevoerd, onder meer op grond van klagers min of meer continue stroom aan ernstige bedreigingen jegens personen binnen en buiten de inrichting. De inrichting heeftop de transportorder d.d. 20 april 2004 melding gemaakt van klagers 'strafoverplaatsing' naar de inrichting wegens ernstige bedreigingen, doch niet het gebruik van handboeien voor klager aangekruist. DV&O bekend met klagers gedragen het risico van klagers vervoer inschattend, heeft daartoe beslist.
Op klagers vervoer naar het ziekenhuis op 27 april 2004 is de circulaire 675239/98/DJI d.d. 4 februari 1998 van toepassing. De inrichtingen zijn krachtens die regeling weliswaar (organisatorisch) verantwoordelijk voor dit zogeheteninrichtingsvervoer, maar de op eigen initiatief door de medewerker(s) van DV&O genomen beslissing om klager handboeien te doen dragen tijdens het vervoer naar en verblijf in het ziekenhuis brengt mee dat in zoverre geen sprake isvan een beklagwaardige directeursbeslissing. De beroepscommissie zal dit onderdeel van het beroep gegrond verklaren, maar klager terzake alsnog in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Met betrekking tot onderdeel 6 overweegt de beroepscommissie als volgt.
Artikel 47, eerste lid, Pbw bepaalt dat de gedetineerde recht heeft op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Paragraaf 3.2 van de huisregels bepaalt dat de niet tot arbeid verplichte gedetineerde een verzoekbriefjekan indienen indien hij aan de arbeid wenst deel te nemen. Bij opgave voor de arbeid dient de gedetineerde een contract te ondertekenen. In de in de huisregels opgenomen loonregeling is onder meer bepaald dat gedetineerden die bijwijze van disciplinaire straf zijn uitgesloten van de arbeid geen recht hebben op loon of een loon vervangende financiële tegemoetkoming. Voor het overige zijn in de huisregels geen bepalingen terzake van arbeid in verbinding meteen disciplinaire straf opgenomen. Gevraagd naar schriftelijke vastlegging van het beleid terzake verwijst de directeur in zijn brief d.d. 2 augustus 2004 naar het arbeidscontract, waarin naar voren zou komen dat bij eendisciplinaire straf de in het huis van bewaring verblijvende gedetineerde wordt uitgesloten van de arbeid en dat hij zich vervolgens weer kan opgeven voor de arbeid, waarna plaatsing op een wachtlijst volgt.
De beroepscommissie stelt vast dat in het door de directeur overgelegde en door klager ondertekende arbeidscontract niets is opgenomen terzake van uitsluiting van arbeid, hernieuwde aanmelding voor de arbeid en plaatsing op dewachtlijst, indien klager een disciplinaire straf heeft opgelegd gekregen.
De directeur heeft in de schriftelijke mededeling van strafoplegging d.d. 18 mei 2004 bepaald dat de straf tevens consequenties heeft voor klagers deelname aan de arbeid, in dier voege dat ingeval klager na ommekomst van de strafopnieuw aan de arbeid wenst deel te nemen hij zich door middel van een sprekersbriefje dient aan te melden, waarna hij op de wachtlijst wordt geplaatst en het eerder door hem ondertekende arbeidscontract weer van kracht zal zijn.Klager heeft een disciplinaire straf ondergaan van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen. Zijn uitsluiting van de arbeid gedurende die disciplinaire straf is niet in strijd met de wet,noch onredelijk of onbillijk te achten. Nu echter de door klager ondervonden gevolgen van een disciplinaire straf voor het opnieuw in aanmerking komen van deelname aan de arbeid niet zijn gereglementeerd noch zijn opgenomen inafspraken met klager door middel van het arbeidscontract moet de beslissing tot uitsluiting van de arbeid na ommekomst van de disciplinaire straf als beklagwaardig en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen enomstandigheden onredelijk en onbillijk worden geacht. Dit onderdeel van het beroep zal gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming alsna te melden toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op de onderdelen 1, 2, 3 en 5 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep op onderdeel 4 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, maar verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep op onderdeel 6 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit beklag in zoverre gegrond als vorenoverwogen.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 15september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven