Nummer: 04/1848/GB
Betreft: [klager] datum: 15 september 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 4 augustus 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.M.Truijens namens
[...], geboren op [1976], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 augustus 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 9 oktober 2002 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Haarlem. Op 22 augustus 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Lelystad. Vanuit deze inrichting is hij geherselecteerd voor de gevangenis ZuyderBos, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Deze overplaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.
2.2. Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk vier jaar, zeven dagen, veertien dagen en negentien dagen, met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 30 mei 2003. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 5 juli 2005. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van 88 dagen en 32 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klager erkent dat er sprake is geweest van problemen in de gevangenis Lelystad, maar die kunnen niet uitsluitend aanklager worden verweten. Klager heeft nog nooit iemand bedreigd en is daar ook nimmer voor gestraft. Er waren geen problemen op de afdeling. De beginfase na interne overplaatsing van de G-afdeling naar de H-afdeling verliep stroef.Later ging het veel beter. Het steeds wisselen van mentor en b.s.d.-begeleider is niet bevorderlijk voor een goede communicatie. Het lijkt wijzer om klager te faseren en te plaatsen in een vrijer regime, waar hij zeker veel beterzal gedijen. Ook in verband met klagers resocialisatie heeft plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) de voorkeur.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting waar klager verbleef heeft voorgesteld om klager over te plaatsen, omdat hij daar al sinds 22 augustus 2003 verblijft en zich door zijn gedrag dusdanig onmogelijk heeft gemaakt dat een objectieve bejegening niet langermogelijk was. Hij is tijdens zijn verblijf in Lelystad vijfmaal disciplinair gestraft. Het ging hier voornamelijk om agressie tegenover medegedetineerden, waarbij het een aantal keren daadwerkelijk tot een handgemeen is gekomen.Zijn laatste disciplinaire straf dateert van 18 mei 2004 voor het inschoppen op een medegedetineerde en het aantreffen van een bolletje hasj in een sok. Dit laatste alleen al is aanleiding om een selectie voor een b.b.i. in iedergeval met drie maanden uit te stellen volgens de notitie drugsontmoedigingsbeleid. Klagers gedrag gedurende de gehele detentieperiode in Lelystad is aanleiding om hem niet te selecteren voor een b.b.i.. Door de inrichting isduidelijk omschreven dat klager kennelijk moeite heeft om zich aan gemaakte afspraken te houden. Op grond van het bovenstaande is klager geplaatst in de gevangenis Zuyder Bos, waar hij is aangemeld voor het project terugdringenrecidive. Vanuit dit project bestaat de mogelijkheid dat klager op termijn door middel van een begeleidingsplan doorgeselecteerd kan worden voor een b.b.i, een zeer beperkt beveiligde inrichting en een penitentiair programma.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Zuyder Bos is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. In verband met klagers gedrag in de inrichting heeft de gevangenis Lelystad, waar klager sinds 22 augustus 2003 verbleef, hem voorgedragen voor overplaatsing. Klager is in Lelystad betrokken geweest bij vechtpartijen metmedegedetineerden en had conflicten met personeelsleden. Hij heeft eerder een positieve urinecontrole gehad en in mei 2004 is een bolletje hasj bij klager aangetroffen. Dit maakt dat de beroepscommissie van oordeel is dat de op deonder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting meteen beperkt beveiligingsniveau.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 september 2004
secretaris voorzitter