Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1909/GV, 8 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1909/GV

betreft: [klager] datum: 8 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 20 augustus 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...]+, verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 augustus 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Omdat de inrichting zich van advies heeft onthouden, is sprake van onzorgvuldige besluitvorming. Door het ontbreken van dit advies, hetgeen de observatie van klager gedurende de laatste anderhalf jaar betreft, zijn niet allebelangen voldoende gewogen. Klager merkt op dat zijn mentor en de geestelijk verzorger positief staan tegenover de verlofaanvraag. In het adviesrapport van de verslavingszorg staat dat klager een kans moet worden geboden, wil er vanverbetering en een volwaardige en geslaagde terugkeer van klager in de maatschappij sprake kunnen zijn. Klager wijst op de doelstelling van de vrijheidsstraf, zoals verwoord in artikel 2, tweede lid, Pbw. Begeleiding doorverslavingszorg is van groot belang voor klager. Er bestaat de mogelijkheid dat hij kan worden opgenomen in een begeleidingsprogramma van het Jellinekcentrum te Texel. Voorwaarde hiervoor is dat klager zich vroegtijdig, vóór zijnv.i.-datum, aanmeldt. Dit wordt hem nu niet mogelijk gemaakt door de afwijzing van zijn verlof. Klagers houding en instelling zijn zodanig positief veranderd, dat een beslissing enkel gebaseerd op zijn verleden hem ernstig tekortdoet.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij het indienen van klagers verlofaanvraag heeft de inrichting zelf geen advies gegeven maar de selectiefunctionaris gevraagd, gelet op de tegenstrijdige adviezen, een oordeel te vellen. Het advies van het openbaar ministerie en depolitie luiden negatief. Klagers uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister gaat terug tot 1974. Daartegenover staat een positief advies van de reclassering. De selectiefunctionaris komt het programma zoals de reclasseringdat ter invulling van het verlof voorstelt, gelet op het feit dat klager geïnstitutionaliseerd is en langdurig in detentie verblijft, erg vol en niet realistisch voor. Alle adviezen gewogen is besloten klagers verlofaanvraag af tewijzen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van locatie De Marwei te Leeuwarden vraagt de selectiefunctionaris om een oordeel, gezien de tegenstrijdige adviezen op de verlofaanvraag.
Klager is welkom op het verlofadres, bij kennissen te Munster Geleen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Maastricht heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen detentiefasering en verlof voor klager, gelet op eerdere onttrekkingen aan de detentie en pogingen daartoe. Nu geen adequatewaarborgen tegen vlucht bestaan, bestaat er geen vertrouwen in een terugkeer van klager na verlof.
De politie heeft de inrichting telefonisch medegedeeld dat het door klager opgegeven verlofadres slecht bekend staat en dat door de bewoners tal van strafbare feiten worden gepleegd.
Door de Dr. Kuno van Dijk Stichting, organisatie voor verslavingszorg, is een positief adviesrapport uitgebracht. Klager is een geïnstitutionaliseerde man met weinig contacten buiten het criminele circuit. Het zal moeilijk voor hemworden een plek te vinden in de maatschappij. Bijkomend probleem is dat hij tot nu toe zijn problemen oploste met alcoholgebruik. Nu klager tegen het einde van een langdurige detentie zijn best doet een andere start te maken, is hetzeer wenselijk hem daar door middel van verlof een kans voor te geven. Klager ziet dan een positieve reactie op zijn veranderde opstelling. Tijdens het verlof kan klager een instelling voor verslavingszorg bezoeken, waar hijmogelijk na detentie opgenomen kan worden. Bij een goed verlopen verlof zou de resocialisatie verder uitgebouwd kunnen worden. Zonder goede voorbereiding is de kans groot dat klager zonder toekomstverwachting verbitterd terugvalt inoud gedrag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat momenteel een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld en afpersing meermalen gepleegd. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van respectievelijk zes weken, dertig maanden en een weekte ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 augustus 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich gedurende eerdere detenties, voor het laatst tijdens een detentie in Duitsland in 2001 waarvan hij het strafrestant thans dient te ondergaan, diverse keren heeft onttrokken aan dedetentie. Klager, die blijkens de reclasseringsrapportage met een alcoholprobleem kampt, heeft inmiddels een behoorlijke recidivestaat opgebouwd. Bovendien komt uit de telefonische inlichtingen van de politie naar voren dat geensprake is van een aanvaardbaar verlofadres.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks een ondersteunend advies van de verslavingszorg, een afwijzing van klagers verlofaanvraagrechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b, en j vande Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie begrijpt klagers belang bij het tijdig regelen van begeleiding door een reclasseringsinstelling na zijn detentie. Zij merkt hierbij op dat een afspraak bij een dergelijke instelling zich meer leent voor eenverzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van een kortdurend incidenteel verlof, waarbij tevens kan worden bepaald dat dit onder begeleiding zal plaatsvinden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 8 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven