Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5948/TP, 12 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-20/5948/TP

betreft: [klager]            datum: 12 oktober 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.C. de Vilder, namens […], verder te noemen klager, tegen een fictieve beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.A.C. de Vilder om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 11 juni 2019.

Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-instelling als passant verbleven in het Justitieel Complex te Zaanstad. Op 26 februari 2020 heeft verweerder beslist klager te plaatsen in FPC De Kijvelanden te Poortugaal. De plaatsing is op 5 maart 2020 gerealiseerd.

Het beroep richt zich tegen de fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waardoor het verblijf van klager als tbs-passant in een PI op dat moment langer dan vier maanden voortduurde. Klager kan daarin worden ontvangen.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is de feitelijke voortzetting van het verblijf van klager als tbs-passant in een PI ten gevolge van capaciteitsgebrek, ongeacht of hieraan een al dan niet fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn ten grondslag ligt, in strijd met het recht vanaf het moment dat dit verblijf vier maanden heeft geduurd.

De totale duur van het verblijf van klager als tbs-passant in een PI bedroeg ten tijde van de fictieve beslissing meer dan vier maanden.

Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot voortzetting van het passantenverblijf te worden vernietigd.

De beroepscommissie is, gehoord verweerder en gelet op haar jurisprudentie d.d. 4 mei 2005 (nummer 04/1869/TPT) en 21 november 2008 (nummer 08/2135/TP), van oordeel dat in gevallen als hiervoor bedoeld een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend, waarvan de hoogte dient te worden vastgesteld op een bedrag van € 225,- per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een PI vier maanden heeft geduurd en € 350,- per maand vanaf de zevende maand van de passantentermijn, tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een PI wordt verhoogd met een bedrag van € 125,- per maand. 

Vaststaat dat verweerder klager een vaststellingsovereenkomst heeft toegezonden, waarin in overeenstemming met het voorgaande een tegemoetkoming van € 1150,- is geboden. Nu deze vaststellingsovereenkomst kennelijk tot op heden niet door klager ondertekend is teruggezonden naar verweerder, zal de beroepscommissie bepalen dat klager een tegemoetkoming van € 1150,- toekomt.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij stelt vast dat aan klager, ten laste van verweerder, een geldelijke tegemoetkoming toekomt ten bedrage van in totaal € 1150,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder  en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 oktober 2020.

secretaris                                voorzitter                    

Naar boven