nummer: 04/1900/GV
betreft: [klager] datum: 6 september 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 augustus 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 augustus 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Hij werkt hard aan zijn drugsprobleem. Na een verblijf op een verslavings begeleidings afdeling verblijft hij inmiddels op een reguliere afdeling en gebruikt hij op eigen kracht geenmiddelen meer. Op het opgegeven adres werd wel drugs gebruikt, maar de hoofdbewoner zit momenteel gedetineerd, zodat klager alleen in de woning zal verblijven en er geen risico van drugsgebruik zal zijn.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het door klager opgegeven verlofadres staat bij de politie bekend als adres waar veel druggebruik plaatsvindt. Aangezien klager bij zijn selectie destijds heeft aangegeven niet aan zijn drugsproblematiek te willen werken, wordt eenverblijf op bedoeld adres niet wenselijk geacht.
Daarbij speelt het feit dat klager vele malen gedetineerd is geweest en de periode tussen de detenties kort is.
Voorts is klager in november 2002 incidenteel verlof verleend teneinde de crematie van zijn moeder bij te wonen. Zijn verlof heeft hij toen echter gebruikt om naar Amersfoort te gaan alwaar hij drugs gebruikt heeft.
Uit recente informatie van de inrichting is gebleken dat klager twee dagen na indienen van zijn verlofaanvraag disciplinair is gestraft wegens het gebruik van alcohol.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof.
De regiopolitie Amsterdam/Amstelland heeft negatief geadviseerd omdat het opgegeven verlofadres bekend staat als pand waar drugs wordt gebruikt.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 mei 2005.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.
Gelet op de mededelingen van de politie, is geen sprake van een aanvaardbaar verlofadres. De omstandigheid dat klager tijdens zijn verlof alleen in de woning zou verblijven, maakt dit niet anders. Voorts heeft klager tijdens eenincidenteel verlof drugs gebruikt en is - na indiening van de onderhavige verlofaanvraag - bestraft voor alcoholgebruik. Derhalve is de beslissing van de Minister, niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijkworden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 september 2004
secretaris voorzitter