Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0911/JB, 26 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/911/JB

Betreft: [klager] datum: 26 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 4 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1982], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 27 april 2004 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2004, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) 't Nieuwe Lloyd te Amsterdam zijn gehoord klager en selectiefunctionaris [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem opnieuw te plaatsen in Fentrop Jongerenhuis Harreveld te Harreveld ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 14 oktober 1999 gedetineerd. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 23 november 2000 is aan klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. Detenuitvoerlegging van deze maatregel is begonnen op 8 december 2000. De maatregel is inmiddels met twee jaar verlengd.
Klager is op 30 juli 2001 geplaatst op de landelijke afdeling voor zedendelinquenten van de behandelinrichting Fentrop Jongerenhuis Harreveld (hierna: Harreveld) te Harreveld. Op 15 september 2003 is klager geplaatst in de beperktbeveiligde resocialisatieafdeling van de Dependance Kralingen te Rotterdam van de j.j.i. De Hartelborgt. Klager heeft zich op 7 oktober 2003 onttrokken aan zijn verblijf in de Dependance, is op 3 november 2003 gearresteerd en op 5november 2003 geplaatst in de opvanginrichting De Hartelborgt te Spijkenisse. Op 21 november 2003 is hij naar de opvanginrichting 't Nieuwe Lloyd te Amsterdam overgeplaatst. Op 13 november 2003 heeft de selectiefunctionaris beslistklager opnieuw te plaatsen in Harreveld. Deze plaatsing is op 26 mei 2004 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep tegen de beslissing d.d. 27 april 2004 van de selectiefunctionaris op het bezwaarschrift d.d. 23 maart 2004 betreffende de plaatsing in Harreveld als volgt toegelicht.
Ten tijde van zijn eerdere verblijf in Harreveld genoot hij ieder weekend verlof. Bij de intake heeft het afdelingshoofd van de Dependance Kralingen hem verzekerd dat niet aan zijn verlof zou worden getornd. In de Dependance zou hijworden begeleid bij zijn terugkeer in de maatschappij. Het afdelingshoofd heeft gelogen, want na aankomst aldaar kreeg hij geen verlof. In Harreveld heeft hij bij therapie een certificaat behaald, waarmee de therapie was afgerond.Als hij niet was uitbehandeld zou hij niet in de Dependance zijn geplaatst. Toch wilde men daar dat hij weer in therapie ging bij Het Dok. Desgevraagd merkt klager op niet te weten dat Harreveld heeft geadviseerd tot behandeling bijHet Dok. Dat alles en het uitschelden van zijn moeder door een beveiligingsmedewerker zijn reden voor hem geweest om weg te lopen, toen hij niet terug naar Harreveld bleek te kunnen. Niet zo zeer tegen zijn terugplaatsing inHarreveld heeft hij bezwaar, doch veeleer tegen zijn plaatsing op een drugsafdeling. Door hem op die afdeling te plaatsen wil de selectiefunctionaris hem langer laten zitten. Hij heeft echter geen drugsprobleem en is evenminveroordeeld voor een drugs(gerelateerd )delict. Hij rookt joints alleen maar voor de lol, omdat hij zich dan prettig en rustig voelt. Klager erkent positieve uitslagen van urinecontroles te hebben gehad. Helaas helpt niemand hem eenvoetbalclub te vinden ter uitvoering van zijn plan profvoetballer te worden. Zodra hij een club gevonden heeft, stopt hij met blowen. Naar de Dependance zou klager niet meer terug hebben gewild, maar in 't Nieuwe Lloyd heeft hij wellang moeten wachten op het vervolg van de p.i.j.-maatregel. Nu hij eenmaal in Harreveld verblijft, wil hij vanuit Harreveld resocialiseren, mits dat zo snel mogelijk gebeurt. Aanvankelijk zou hij eind 2004 pas worden teruggeplaatstin Harreveld, maar dankzij het uitblijven van opneming van een andere jongen is hij eerder geplaatst.

De selectiefunctionaris legt een door mevrouw mr. drs. [...], juridisch medewerker bij het ministerie van Justitie opgestelde pleitnota over, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd en heeft de beslissing nog als volgttoegelicht.
Klager is met het oog op een te starten vervolgopleiding in september 2003 geplaatst in de Dependance Kralingen, waarbij het in bedoeling lag hem in december 2003 proefverlof te verlenen. Op 7 oktober 2003 heeft klager zich echteronttrokken aan het verblijf in de Dependance. Na zijn arrestatie diende hij opnieuw te worden geselecteerd, omdat terugkeer naar de Dependance wegens het niet succesvolle verloop van het verblijf daar geen optie was. Het is staandbeleid om een jeugdige in geval van een niet geslaagde overplaatsing terug te plaatsen in de inrichting van herkomst, in casu Harreveld. Bij de nieuwe aanmelding voor Harreveld heeft de selectiefunctionaris aangegeven dat klagersdrugsproblematiek aandacht verdient. Het staat de inrichting vrij klager al dan niet te plaatsen op een afdeling met als interne differentiatie behandeling van verslavingsproblematiek. Bij die inrichtingsbeslissing is de snelheidvan plaatsing doorslaggevend geweest. Immers de wachttijd voor plaatsing op de afdeling voor behandeling van seksuele problematiek bedraagt ongeveer een jaar. Harreveld zal een nieuw traject voor klager uitzetten, nadat bekeken iswaarom klager drugs gebruikt. De Hartelborgt heeft wegens de korte duur van klagers verblijf in de Dependance niet kunnen adviseren over de nieuwe plaatsing.
De selectiefunctionaris merkt desgevraagd op dat klager na zijn arrestatie als passant heeft verbleven in opvanginrichtingen, alsmede dat de wachttermijn na drie maanden stilzwijgend zonder schriftelijke mededeling aan klager isverlengd.

4. De beoordeling
Klager ondergaat de p.i.j.-maatregel. Hiervoor zijn behandelinrichtingen bestemd. Harreveld is aangewezen als normaal beveiligde behandelinrichting.
Het beroep richt zich tegen de terugplaatsing van klager naar de normaal beveiligde behandelinrichting Harreveld, welke inrichting hem heeft geplaatst op Catamaran, een door de directeur aangewezen afdeling voor onderbrenging vanonder meer jeugdigen die een behandeling voor verslaving behoeven.
De beroepscommissie neemt verder het volgende in aanmerking.
Klager is op 15 september 2003 vanuit Harreveld, alwaar hij verbleef op een behandelafdeling voor seksuele problematiek, overgeplaatst naar de beperkt beveiligde reïntegratieafdeling van de Dependance Kralingen te Rotterdam van dej.j.i. De Hartelborgt, aan welk verblijf hij zich op 7 oktober 2003 heeft onttrokken.
Aannemelijk is dat klager tijdens zijn korte verblijf in de Dependance van meet af aan negatief gedrag heeft vertoond wegens zijn ongenoegen over vermeend minder privileges en correcties behoefde voor, gelet op zijn delict,ongewenste omgangsvormen met een andere jeugdige. Voorts is gebleken dat hij bij een urinecontrole op 20 september 2003 een fors positieve uitslag op THC heeft gehad, dat bij inspectie drugs in zijn verblijfsruimte zijn aangetroffenen dat hij op 5 oktober 2003 is gestraft wegens het bedreigen van een medewerker. Bovendien weigerde klager mee te werken aan therapeutische behandeling door Het Dok, een instelling voor forensische psychiatrie. Deze therapieoordeelde Harreveld bij gelegenheid van klagers overplaatsing naar de Dependance noodzakelijk teneinde zijn traumatische verleden een plek te kunnen geven, nu het vermoeden bestaat dat hij drugs gebruikt om zijn gevoelens entraumatische ervaringen te dempen. Het vorenstaande heeft ertoe geleid dat na klagers arrestatie op 3 november 2003 zijn verblijf in de Dependance niet kon worden voortgezet. Uit het eindrapport d.d. 19 november 2003 van Harreveldblijkt dat klager bij urinecontroles bij herhaling positief is bevonden op het gebruik van cannabis en dat hij in situaties waarin hij zich niet goed voelt over onvoldoende zelfbeheersing beschikt om van de cannabis af te blijven.De selectiefunctionaris heeft beslist klager terug te plaatsen in Harreveld, bij voorkeur op een afdeling waar jeugdigen worden behandeld voor verslaving.
Op grond van de rapportage terzake van het drie weken durende verblijf in de Dependance Kralingen, de inhoud van het eindrapport van Harreveld en het door klager erkende, weliswaar door hemzelf niet als problematisch ervaren gebruikvan drugs is naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing van de selectiefunctionaris klager opnieuw te plaatsen in de gesloten behandelinrichting Harreveld niet in strijd met de wet, noch bij afweging van alle inaanmerking komende belangen onredelijk of onbillijk te achten. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat zij het in klagers belang acht dat klager door zijn plaatsing op een behandelafdeling voor verslavingsproblematiek aanmerkelijksneller is geplaatst dan wanneer hij op de wachtlijst voor de eerdere afdeling van verblijf was geplaatst. In zoverre zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Voorzover het beroep zich tevens richt tegen de lange duur, derhalve tegen de verlenging van zijn verblijf in een opvanginrichting in afwachting van zijn herplaatsing, oordeelt de beroepscommissie als volgt.
Na zijn arrestatie op 3 november 2003, de datum waarop klagers p.i.j.-maatregel opnieuw is gaan lopen, heeft klager vanaf 5 november 2003 tot aan zijn overplaatsing naar Harreveld op 26 mei 2004 als p.i.j.-passant verbleven in deopvanginrichtingen De Hartelborgt en 't Nieuwe Lloyd. Klager is vanaf 3 november 2003 formeel passant ter herselectie. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat het bepaalde in artikel 11 Bjj omtrent de wachttermijn en deverlenging daarvan geldt ten aanzien van alle in een opvanginrichting verblijvende p.i.j.-passanten, derhalve ook voor p.i.j.-passanten ter herselectie.
Vast is komen staan dat de selectiefunctionaris niet overeenkomstig artikel 11 Bjj binnen drie maanden van klagers verblijf als passant in een opvanginrichting heeft beslist tot verlenging van klagers wachttijd tot plaatsing in eenbehandelinrichting. In haar uitspraak 04/374/JW d.d. 10 mei 2004 heeft de beroepscommissie dit verzuim gelijkgesteld met de beslissing als bedoeld in artikel 11, tweede lid, Bjj en heeft zij geoordeeld dat onder meer met het oog opde rechtspositie van de jeugdige de selectiefunctionaris de jeugdige schriftelijk dient te berichten van de binnen drie maanden na aanvang van de looptijd van de p.i.j.-maatregel genomen beslissing tot verlenging van de wachttijd.Nu in het geval van klager niet is voldaan aan deze informatieplicht zal de beroepscommissie het beroep voorzover dat de verlenging van de wachttermijn betreft op formele grond gegrond verklaren en de beslissing van deselectiefunctionaris in zoverre vernietigen.
Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende.
Bij brief van 13 november 2003 heeft de selectiefunctionaris klager aangemeld bij Harreveld voor 'gesloten behandeling (drugs)'. Harreveld heeft bij brief van 23 december 2003 de selectiefunctionaris medegedeeld dat klager op dewachtlijst is geplaatst van de gesloten afdeling Catamaran, die zich richt op gedragstherapeutische behandeling en op behandeling van jongens met verslavingsproblemen. Aannemelijk is geworden dat klager ten tijde van de verlengingvan de wachttermijn wegens capaciteitsgebrek nog niet is geplaatst in een behandelinrichting. Gelet hierop alsmede op het feit dat klager zich heeft onttrokken aan zijn behandeling in de Dependance is de beslissing klagerswachttermijn met drie maanden te verlengen niet in strijd met de wet en is evenmin bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk of onbillijk.
Nu de bestreden beslissing in zoverre op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het in artikel 73, der lid, onder b, in verbinding met artikel 78, vierde lid, Bjj bepalen dat haaruitspraak met betrekking tot verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op klagers plaatsing naar Harreveld ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op de verlenging van de wachttermijn op formele grond gegrond en vernietigt de bestreden beslissing terzake. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedtvan deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klager in een behandelinrichting geplaatst had moeten zijn, is verlengd van 31 januari 2004 tot 28 april 2004.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers en dr. M. Smit, leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 26 augustus2004

secretaris voorzitter

Naar boven