Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1705/GV, 23 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1705/GV

betreft: [klager] datum: 23 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. vanGaalen, namens

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft wel een aanvaardbaar verlofadres opgegeven, namelijk het adres van zijn vader. Op dit adres verbleef klager ook voor zijn detentie. Niet duidelijk blijkt op welke gronddit adres als een niet aanvaardbaar verlofadres wordt aangemerkt.
Voorts ontkent klager fysiek geweld te hebben gebruikt tegen een medegedetineerde. Wel heeft hij zich verzet tegen een voornemen tot plaatsing in een afzonderingscel, waarbij hij een personeelslid heeft geduwd. Dit was echter nietvan dien aard dat gesproken kan worden van een gestoorde of agressieve persoonlijkheid van klager die aan verlening van verlof in de weg staat.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit verkregen inlichtingen is gebleken dat klager geen aanvaardbaar verlofadres heeft opgegeven. Voorts heeft hij nog geen drie maanden geleden fysiek geweld gebruikt tegen een personeelslid en een medegedetineerde. Nu klager zichbinnen de inrichting niet weet te gedragen, is de verwachting dat hij buiten de inrichting mogelijk ook ontoelaatbaar gedrag zal vertonen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager, hoewel hij op de afdeling voor beperkt gemeenschapsgeschikten op een goede manier functioneert,gedurende zijn detentie vele malen rapport heeft gekregen wegens fysieke agressie jegens zowel personeel als medegedetineerden, waarbij het laatste incident slechts drie maanden geleden is.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het door klager opgegeven verlofadres een historie heeft met betrekking tot criminaliteit en politieoptreden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens onder meer diefstal met geweldpleging. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van in totaal tien maanden en twee weken te ondergaan. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 oktober 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Gelet op de mededelingen van de politie, zoals hierboven weergegeven, is er geen sprake van een aanvaardbaar verlof adres. Tevens bestaat er risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van klager.Uit het inrichtingsadvies blijkt dat klager gedurende zijn detentie vele malen rapport heeft gekregen wegens fysieke agressie jegens zowel personeel als medegedetineerden, waarbij het laatste incident slechts drie maanden geledenis.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet instrijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder e en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven