Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1270/GB, 18 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/1270/GB

Betreft: [klager] datum: 18 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.Bongers, advocaat te Wijk bij Duurstede, namens

[...], geboren op [1976], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 1 juni 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 7 juni 2004 aan klaagster is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot overplaatsing naar de Individuele Begeleidingsafdeling (IBA) voor vrouwen Zwolle afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klaagster is sedert 24 januari 2002 gedetineerd. Zij verbleef in het huis van bewaring voor vrouwen Zwolle. Bij beslissing van de selectiefunctionaris van 8 april 2004 is zij geplaatst in de gevangenis voor vrouwen teZwolle, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 17 november 2003 en eindigt op 16 december 2005.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de IBA voor vrouwen Zwolle als volgt toegelicht.
Klaagster heeft gedurende haar voorlopige hechtenis verbleven op de bijzondere zorgafdeling (BZA) van het huis van bewaring voor vrouwen Zwolle. Op die afdeling werd geboden hetgeen klaagster nodig had. Al voor haar overplaatsingnaar de gevangenis heeft klaagster aangegeven dat zij angst had voor haar persoonlijke veiligheid en haar lichamelijke en psychische gezondheid indien zij zou worden overgeplaatst naar een reguliere verblijfsafdeling. Klaagsterheeft desalniettemin geen bezwaar gemaakt tegen de selectiebeslissing omdat haar was verteld dat zij die afdeling eerst maar eens moest proberen. Klaagster acht zich evenwel niet groepsgeschikt, zeker niet zolang zij deTendertherapie volgt. Zij wordt thans door de verblijfsgroep geterroriseerd. Zij is tijdens de arbeid door haar medegedetineerden bespot, bedreigd en geweigerd. Omdat klaagster daardoor niet langer aan de arbeid wenste deel te nemenis zij bestraft terzake van werkweigering. Die bestraffing duurt nog steeds voort. Door deze situatie wordt klaagsters toestand met de dag meer onhoudbaar. Zij eet slecht en moet continu braken. Zij heeft soortgelijke klachteneerder ondervonden in stressvolle situaties. Op de BZA, waar zij eerder verbleef, ging het met klaagster beter. Klaagster heeft inmiddels wel wat meer bewegingsvrijheid gekregen. De contacten met de medegedetineerden van haarverblijfsafdeling verlopen iets beter maar klaagster kan nog steeds niet deelnemen aan de arbeid. Klaagster is verplicht om deel te nemen aan die arbeid. Klaagster heeft verzocht om celarbeid maar dat is in de inrichting nietmogelijk. Klaagsters overplaatsing naar de IBA zou een oplossing bieden omdat daar de arbeidsplicht niet geldt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klaagster heeft vanaf het begin van haar detentie onder de begeleiding van de inrichtingspsychologe gestaan. Zowel de inrichtingspsychologe als de districtspsychiater hebben geen aanleiding gezien om klaagster voor te dragen voorplaatsing op een BZA dan wel een IBA. Voorts geldt nog dat klaagster geen bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van 8 april 2004 om haar te plaatsen in de gevangenis Zwolle

4. De beoordeling
Klaagster is bij beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 8 mei 2004 geplaatst in de gevangenis voor vrouwen te Zwolle, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Zij is inmiddelsafgestraft en voldoet aan de vereisten voor plaatsing in een dergelijke inrichting. Noch uit het selectieadvies, noch uit de overige zich in het dossier bevindende stukken blijkt van een zodanige indicatie, dat klaagsters plaatsingin een IBA op grond daarvan noodzakelijk zou zijn. Daar komt bij dat klaagster bij beslissing van 8 april 2004 in de gevangenis voor vrouwen Zwolle is geplaatst, en zij – kennelijk omdat zij met die beslissing instemde – tegen dieplaatsing geen bezwaar en beroep heeft ingesteld.
Hetgeen hiervoor is overwogen, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet endat die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven