Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1664/GV, 16 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1664/GV

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M.Jonkergouw, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 juli 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager erkent regelmatig met justitie in aanraking te zijn gekomen, maar veel van de delicten betreffen verkeersdelicten. De brand in de woning van klager heeft niets te maken met een hennepkwekerij, doch was het gevolg van eenkortsluiting. Overigens kan klager niet worden verweten dat hij enige reële bemoeienis zou hebben gehad met een hennepkwekerij in zijn woning, aangezien hij sinds 10 oktober 2003 gedetineerd is. Veeleer dienen die handelingen teworden toegeschreven aan zijn echtgenote, met wie klager nauwelijks nog contact heeft.
Door de brand zijn klagers echtgenote en hun drie kinderen elders ondergebracht. Klagers aanwezigheid is voor de kinderen gezien de omstandigheden van groot belang.
Tot slot lijdt de moeder van klager aan straatvrees zodat zij niet in staat is hem te bezoeken. Zijn vader heeft een zwakke gezondheid.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof, omdat klager zeer regelmatig in aanraking komt met Justitie. Voorts is zijn huis afgebrand als gevolg van een aanwezige hennepplantage op de zolderverdieping waaruit blijktdat klager doorgaat met het plegen van criminele activiteiten. Tevens is er - gelet op vorenstaande - geen sprake van een aanvaardbaar verlofadres.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te ’s-Hertogenbosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie Brabant-Noord heeft negatief geadviseerd gelet op het gegeven dat klager als stelselmatig dader gekwalificeerd is en het gevaar bestaat dat hij tijdens verlof opnieuw strafbare feiten zal plegen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, wegens diefstal. Aansluitend dient hij twee gevangenisstraffen van in totaal 11 maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12januari 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister komt naar voren dat klager zich sinds 1988 schuldig heeft gemaakt aan diverse (gewelds)delicten en snel recidiveert. Ook is tijdens zijn detentie gebleken dat er in zijn woning eenhennepkwekerij aanwezig was. Voorts is niet gebleken dat er sprake is van een aanvaardbaar verlofadres. Voor zover namens klager in beroep nog wordt aangevoerd dat hij gedurende zijn algemeen verlof steun wil bieden aan zijnkinderen en zijn beide ouders wil bezoeken, die tot bezoek aan klager en tot het verzorgen van zijn kinderen zelf niet in staat zijn, wordt nog opgemerkt dat door klager noch zijn raadsman (medische) stukken zijn overgelegd waaruitkan worden afgeleid, dat gelet op de hiervoor geschetste thuissituatie, zijn aanwezigheid noodzakelijk zou zijn.
De beroepscommissie is van oordeel dat de frequente en ernstige recidive èn het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres zodanige contra-indicaties vormen voor verlofverlening dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraagrechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en j van deRegeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven