Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1703/GV, 16 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1703/GV

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Toen klagers moeder in het ziekenhuis was opgenomen heeft klager verzocht haar te bezoeken. Dit verzoek werd ingewilligd. Toen bleek dat hij alleen naar het ziekenhuis mocht en niet bij zijn zusters en zwager langs kon gaan heefthij in een emotionele bui ervan afgezien van de hem geboden mogelijkheid gebruik te maken. Na het overlijden van zijn moeder is het verzoek om in het mortuarium afscheid te nemen om logistieke redenen afgewezen. Klager verzoektthans om incidenteel verlof om het graf van zijn moeder te kunnen bezoeken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 14 mei 2004 in de gelegenheid gesteld zijn moeder te bezoeken voordat zij overleden was. Terwijl het vervoer al onderweg was heeft hij besloten niet te gaan. Er is geen noodzaak aanwezig klager nu het graf te latenbezoeken, aangezien dat na detentie ook kan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Vught heeft in zijn advies ten aanzien van de verlofaanvraag verwezen naar hetgeen de officier van justitie bij het arrondissementsparket te ’s-Hertogenbosch heeft aangegeven. Dezeverklaart geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening, mits klager het bezoek aan het graf van zijn moeder onder begeleiding aflegt.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek, wegens gemeenschap met een persoon beneden de 12 jaar. Thans verblijft hij als passant in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting in het huis van bewaring.

Krachtens artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijkesfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In artikel 24, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van - onder meer -een ouder. Ingevolge het tweede lid van artikel 24 van de Regeling kan het bezoek bestaan in het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.
Het enkele gegeven dat klager naar aanleiding van een eerder verleend incidenteel verlof in een emotionele bui heeft aangegeven hiervan geen gebruik te willen maken, vormt - alle omstandigheden in aanmerking genomen – geen reden hetthans aan de orde zijnde verzoek af te wijzen. Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kunnen bij de verlening van alle vormen van verlofbijzondere voorwaarden worden gesteld, die het gedrag van de gedetineerde betreffen. Opgemerkt wordt dat, in navolging van het advies van de officier van justitie aan het te verlenen incidenteel verlof de voorwaarde kan wordenverbonden dat het bezoek van klager aan het graf van zijn moeder onder begeleiding zal geschieden. Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven