Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1722/GV, 16 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1722/GV

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 augustus 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 juli 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft op 26 juli 2004 verzocht om strafonderbreking in verband met hetoverlijden van zijn vader. Op dezelfde dag is er afwijzend beslist. De beslissing is onvoldoende gemotiveerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de ingewonnen informatie is gebleken dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid in klagers persoonlijke omstandigheden, onder meer genoemd in hoofdstuk 5 Strafonderbreking van de Regeling tijdelijk verlaten van deinrichting, die zou kunnen leiden tot het verlenen van strafonderbreking.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
Het detentieberaad van locatie De IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens verduistering in dienstbetrekking. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van zes maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 9 februari 2006.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof. Voor wat betreft klagers verzoek om strafonderbreking in verband met het overlijden van zijn vader overweegt de beroepscommissie dat in artikel 21 en artikel 24 van de Regeling isbepaald dat voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is, een andere vorm van verlof, namelijk incidenteel verlof, kan worden verleend. Dat de directeurklagers verzoek om incidenteel verlof heeft afgewezen, is een beslissing van de directeur ex artikel 60, eerste lid, Pbw waartegen, mits tijdig ingesteld, bij de beklagcommissie beklag openstaat.

De beroepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden voor zijn verzoek om strafonderbreking niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. Derhalve is de afwijzing doorde Minister van klagers verzoek om strafonderbreking niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven