Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0989/GA, 16 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/989/GA

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Kok,advocaat te Zwolle, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 april 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel te Sevenum,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klaagster, vervolgens haar raadsman mr. K. Kok, en mevrouw [...], unit-directeur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vier dagen, in afwachting van overplaatsing naar een andere afdeling binnen de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster werd van een aantal zaken beschuldigd. Zij zou een bewaarder bedreigd hebben en zij zou intimiderend gedrag vertonen. Klaagster kwam vanuit de locatie Zwolle naar Ter Peel. In die locatie zat zij niet naar haar zin. Datwas de reden waarom zij daar in het begin misschien een beetje nors overkwam. Toen klaagster in afzondering werd geplaatst, heeft zij aan het personeel gevraagd wat de reden daarvoor was. Zij kreeg toen te horen dat zij inafzondering was geplaatst, in afwachting van overplaatsing naar een andere afdeling. Klaagster begrijpt de reden voor die overplaatsing niet. Zij heeft nooit eerder verslag aangezegd gekregen in Ter Peel. In het begin van haarverblijf aldaar is zij wel op haar gedrag aangesproken maar dat is toen ook verbeterd. Voorafgaand aan haar plaatsing in afzondering, op vrijdag 5 december 2003, was er een voorval geweest op de arbeid. Twee medegedetineerden haddendaar toen ruzie gehad. Alle gedetineerden zijn toen naar hun cel gebracht. Vervolgens werd klaagster na ongeveer een half uur in afzondering geplaatst.

Die middag is de directeur bij klaagster gekomen en deze heeft een en ander met klaagster besproken. Die avond kreeg klaagster de afzonderingsbeslissing uitgereikt. De daaropvolgende maandag is klaagster overgebracht naar afdeling4. Daar hoorde zij dat op die afdeling tijdens het weekeinde vijf cellen leeg hadden gestaan. Klaagster is nog steeds van mening dat er geen reden was voor die afzondering en overplaatsing. Zij heeft zich nimmer misdragen ofaanleiding gegeven voor de oplegging van een disciplinaire straf. In dagjournalen staat vermeld dat zij vriendelijk overkomt. Wel is het zo dat bepaalde bewaarders lieten merken niet blij te zijn met het uit Zwolle afkomstigegroepje gedetineerden.
Er wordt gesteld dat klaagster zich intimiderend, dreigend en vervelend zou hebben opgesteld. Klaagster heeft pas in een laat stadium de betreffende dagjournalen ontvangen. De beroepscommissie zal moeten beoordelen of deafzonderingsbeslissing voldoende onderbouwd is. Dat is naar de mening van klaagster niet het geval. Voorafgaand aan de plaatsing in afzondering is er geen hoor en wederhoor geweest, althans daarvan is niet gebleken. Klaagster wistniet wat haar werd verweten.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster is in verband met haar functioneren op de verblijfsafdeling overgeplaatst naar een andere afdeling. Daar is zij vervolgens beter gaan functioneren. Haar gedrag bij binnenkomst was onvoldoende. De directeur heeft daaropenkele gesprekken gehad met klaagster. Het was duidelijk dat de spanning op de afdeling aan het oplopen was. De directeur heeft daarop besloten een aantal gedetineerden naar een andere afdeling over te plaatsen. Klaagster was éénvan die gedetineerden. Volgens de directeur was de plaatsing in afzondering van klaagster noodzakelijk omdat de orde en rust en veiligheid op de afdeling niet konden worden gegarandeerd bij een langer verblijf van klaagster op dieafdeling. Omdat de overplaatsing op vrijdag niet meer gerealiseerd kon worden, is klaagster tot aan het weekeinde in afzondering geplaatst. Bij de plaatsing in de afzondering waren acht personeelsleden aanwezig omdat klaagster nietmee wenste te werken.

3. De beoordeling
Op zich wordt, daarbij mede gelet op de betreffende dagjournalen, voldoende aannemelijk geacht dat klaagsters functioneren op de verblijfsafdeling van dien aard was dat dit de beslissing van de directeur om klaagster over teplaatsen naar een andere verblijfsafdeling kon rechtvaardigen. De vraag is evenwel of er enige noodzaak bestond om klaagster voorafgaand aan die overplaatsing in afzondering te plaatsen. Door en namens klaagster is aangevoerd datzij, hoewel er mogelijk aanvankelijk iets was aan te merken op haar gedrag, niet eerder verslag aangezegd dan wel een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen in verband met dat gedrag, terwijl er ook geen feitelijke aanleidingwas om haar in afzondering te plaatsen. De directeur heeft die stelling niet genoegzaam betwist doch slechts aangevoerd dat de omstandigheid dat klaagsters overplaatsing pas na het weekeinde kon worden gerealiseerd, mede bepalend isgeweest voor oplegging van de onderhavige ordemaatregel.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat er, toen klaagster in afzondering werd geplaatst, sprake was van een belang als bedoeld in artikel 23, eerste lid onder a of b, Pbw dat een plaatsingin afzondering noodzakelijk zou maken. Gelet daarop moet de bestreden beslissing van de directeur in dit geval onjuist worden geacht. Dit maakt dat de uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnoggegrond moet worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven