Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1240/GA, 13 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1240/GA

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Haarlem,

gericht tegen een uitspraak d.d. 2 juni 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, en [...], unit-directeur bij de locatie Haarlem.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens de weigering om mee te werken aan een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geweigerd om mee te werken aan een urineonderzoek. Bij de medische dienst is geïnformeerd naar het bestaanvan medische belemmeringen. Ook de psycholoog en de psychiater zijn benaderd en geen van hen zag een belemmering. Door de directeur is voldoende zorgvuldigheid in acht genomen. Er was voor klager geen grond om de urinecontrole teweigeren. Binnen de inrichting wordt aan gedetineerden, die moeite hebben met het onder visueel toezicht plassen, de mogelijkheid geboden om binnen een periode van vier uur in een afzonderingscel zonder toezicht te plassen.
Het heeft de directeur bevreemd dat een lid van de commissie van toezicht, die arts is, een medisch oordeel over klager heeft gegeven en dat aan de hand van diens oordeel de beklagcommissie haar uitspraak heeft gedaan.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het eens met de uitspraak van de beklagcommissie. Hij kan absoluut niet plassen als daar iemand bij staat. Hij blokkeertdan. In december 2003 heeft klager dit al gemeld bij de directeur, die het zou doorgeven aan de medische dienst. Klager is aangeboden om gedurende een periode van vier uur te wachten en dan alsnog onder direct visueel toezicht urineaf te staan, maar hij heeft dit geweigerd, omdat hij nu eenmaal niet onder direct visueel toezicht kan plassen. Als hem de mogelijkheid was aangeboden om gedurende vier uur in een afzonderingscel urine af te staan zonder directvisueel toezicht dan zou hij van die mogelijkheid ook geen gebruik hebben gemaakt, omdat hij net geplast had en toch niet had kunnen plassen. De inrichtingspsycholoog en -psychiater zijn geen echte deskundigen. Ze hebben maar tweevragen aan klager gesteld. Over drie weken zal hij in vrijheid worden gesteld.

3. De beoordeling
Klager heeft zijn medewerking aan een urinecontrole niet verleend, omdat hij zegt niet in staat te zijn om onder direct visueel toezicht urine af te geven. Conform artikel 3, vierde lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaireinrichtingen d.d. 2 juni 1999, nr. 726428/DJI (hierna de Regeling) dient een gedetineerde in de gelegenheid te worden gesteld om gedurende een periode van vier uur alsnog onder direct visueel toezicht urine af te staan. Ter zittingis gebleken dat binnen de inrichting de gelegenheid wordt geboden om in een afzonderingscel gedurende een periode van vier uur zonder direct visueel toezicht urine af te geven. Klager heeft gesteld dat hem de mogelijkheid is gebodenom onder visueel toezicht te plassen en dat hij dit heeft geweigerd. Hij heeft daaraan toegevoegd dat ook als hem de mogelijkheid om zonder visueel toezicht te plassen was geboden hij van die mogelijkheid geen gebruik had willenmaken. Onder die omstandigheden oordeelt de beroepscommissie dat aannemelijk is dat klager alle medewerking heeft geweigerd.
Artikel 8, tweede lid, van de Regeling luidt als volgt: "Indien de gedetineerde na het verstrijken van de in artikel 3, vierde lid, gestelde termijn van vier uur nog geen urine heeft afgestaan, wordt dit gelijkgesteld met eenweigering medewerking te verlenen aan de urinecontrole." Blijkens de toelichting op dat artikel van de Regeling moet een gedetineerde, bijzondere medische omstandigheden daargelaten, in staat worden geacht om binnen een periode vanvier uur urine te produceren.
De beroepscommissie stelt vast dat bij de inrichtingsarts, -psychiater en -psycholoog is geïnformeerd of er bij klager sprake zou zijn van medische en/of psychische belemmeringen die er toe zouden kunnen leiden dat klager nietbinnen de gestelde termijn urine zou kunnen afstaan en dat deze vraag ontkennend door hen is beantwoord. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid kon afgaan op genoemde adviezen en dat niet kan wordengesteld dat de onderhavige beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet noch dat die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daaromgegrond worden verklaard, de beslissing van de beklagcommissie vernietigd en het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.

Overigens merkt de beroepscommissie in zijn algemeenheid op dat wanneer een beklagcommissie behoefte heeft aan een onafhankelijk oordeel van een deskundige het aanbeveling verdient om een onafhankelijke derde in te schakelen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter,
dr. J.P.S. Fiselier en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven