Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1350/GB, 4 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/1350/GB

Betreft: [klager] datum: 4 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1955], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juni 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 14 juni 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) te Amsterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 september 2003 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte onder meer in het h.v.b. De Karelskamp te Almelo. Vanuit het h.v.b. De Karelskamp is klager op 23 april 2004 overgeplaatst naar het h.v.b. Grave.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot overplaatsing is afgewezen onder verwijzing naar het parket van insluiting. Dit gaat in klagers geval niet op. De feitelijke behandeling van klagers hoger beroep zal plaatsvinden in ‘De Bunker’ te Amsterdam.Alleen al voor wat het transport betreft, is plaatsing in Amsterdam gunstig voor justitie. Klagers advocaat is voorts gevestigd te Amsterdam en voor bezoek en voorbereiding van zijn hoger beroep is plaatsing in Amsterdam van belang.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 25 maart 2004 is beslist om klager over te plaatsen van Almere naar Almelo als gevolg van een rapportage van de inrichting inhoudende dat klager van plan was met hulp van binnenuit de inrichting te ontvluchten. Op 21 april 2004is de beslissing genomen om klager over te plaatsen vanuit Almelo naar Grave, waar hij thans nog steeds verblijft, wederom in verband met een ontvluchtingsverhaal. Bij klager is contrabande op cel aangetroffen, te weten eenwurgkoord en een pen, waarin een mesje zat gemonteerd. Met betrekking tot het onderhavige verzoek tot overplaatsing heeft het openbaar ministerie een negatief advies afgegeven. Klager maakte deel uit van een groep van zevenverdachten die betrokken zijn bij invoer van circa 4000 kg cocaïne. Deze verdachten zijn gescheiden van elkaar ondergebracht in verschillende huizen van bewaring. Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij zou gaan ontvluchten,indien hij zou worden veroordeeld. Het openbaar ministerie is van oordeel dat de verdachten gescheiden van elkaar geplaatst moeten blijven en dat dat zwaarder dient te wegen dan het belang van het bezoek. Er is ook geen medischeverklaring overgelegd. Met het oog op klagers ontvluchtingsverhalen en het feit dat één van de medeverdachten in Amsterdam gedetineerd is, is het beter om klager niet in de buurt van Amsterdam te plaatsen. Uit klagers bezoekerslijstblijkt dat hij regelmatig bezoek ontvangt.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Klager maakt deel uit van een groep verdachten die verdacht worden van betrokkenheid bij omvangrijke drugshandel. Uit de informatie van de Advocaat-Generaal bij het ressortsparket Arnhem blijkt dat deze verdachten vanaf hetbegin van het onderzoek gescheiden van elkaar zijn ondergebracht in verschillende huizen van bewaring. De Advocaat-Generaal acht het in verband met de berechting van deze gedetineerden nog steeds van belang dat deze gedetineerdengescheiden van elkaar gedetineerd blijven. Gelet op het feit dat één van de medeverdachten gedetineerd is in Amsterdam en er aanwijzingen zijn dat klager wil(de) ontvluchten is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hetgeen klagerheeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden, is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven