nummer: 04/1028/GA
betreft: [klager] datum: 5 augustus 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 29 april 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, welke op 7 mei 2004 aan klager en de directeur is verzonden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormelde p.i.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – zo verstaat de beroepscommissie – een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen cel met behoud van arbeid, wegens het negeren van de instructie om niet te praten met een gedetineerde met een‘rode’ kaart.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op die betreffende dag niet misdragen. Klager was aan het tafeltennissen met een medegedetineerde en na afloop van hun spel met deze aan het praten. Kennelijk stond klager daarbij voor de deur van een gedetineerdendie een rode kaart had gekregen. Vervolgens heeft klager verslag aangezegd gekregen. Klager is het daar niet mee eens omdat hij niet met die gedetineerde, die de rode kaart had, heeft gesproken. Die gedetineerde heeft klager laterverteld dat hij op dat moment sliep. De directeur heeft klager vervolgens de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Klager is voorts van mening dat hem, als hem al iets te verwijten was, een te hoge disciplinaire straf isopgelegd. Eerder werd voor het praten met iemand met een rode kaart een disciplinaire straf van vier dagen opgelegd. Klager kreeg direct zeven dagen opsluiting opgelegd.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur moet afgaan op de inhoud van het opgemaakte verslag. De verslaglegger is er van overtuigd dat hij klager heeft waargenomen terwijl deze sprak met iemand die om disciplinaire redenen was ingesloten in de eigen cel. Datis steeds duidelijk waarneembaar. Het gordijn voor het celraampje is rood en op de celdeur van de betreffende gedetineerde hangt een brief met instructies, waarop ondermeer “praten: direct rapport”. Een en ander is ook duidelijkuitgelegd aan de gedetineerden. Klager heeft voor het spreken met iemand met een rode kaart een verslag aangezegd gekregen. Voor de directeur was er geen aanleiding om de inhoud van het verslag nogmaals met het betreffendepersoneelslid te bespreken. De directeur gaat er van uit dat personeel naar waarheid verklaart. Het betreft in dit geval een duidelijk verslag. Voor feiten als het onderhavige werd in de inrichting in eerste instantie eendisciplinaire straf van vier dagen opsluiting op eigen cel opgelegd. Omdat het op de afdeling waar klager verblijft in dit opzicht steeds vaker fout ging, is besloten een hogere strafmaat toe te passen. De daar verblijvendegedetineerden hebben duidelijke waarschuwingen ontvangen en op een bepaald moment is de maat dan vol.
3. De beoordeling
Naar het oordeel van de beroepscommissie had het op de weg van de beklagrechter gelegen om klager in staat te stellen zijn klaagschrift nader toe te lichten. Dan was, zo blijkt uit de door klager ter zitting van de beroepscommissiegegeven toelichting, voldoende duidelijk geworden tegen welke beslissing van de directeur het beklag was gericht. Het beroep is in zoverre gegrond; de uitspraak van de beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en klager moetalsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager, terwijl hij kon weten dat zulks niet is toegestaan, heeft gesproken met een medegedetineerde die op dat moment in zijn cel was ingesloten. Dat maakt dat de beslissing van dedirecteur niet is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, en die beslissing wordt, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk geacht. Weliswaar wijkt destrafmaat af van de voorheen in de inrichting voor feiten als het onderhavige toegepaste strafmaat, maar de directeur heeft voor de verandering van de strafmaat ter zitting een alleszins aannemelijke verklaring gegeven. Het beklagdient daarom ongegrond te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep als vorenoverwogen gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 augustus 2004
secretaris voorzitter