Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1101/GA, 9 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1101/GA
betreft: [klager] datum: 9 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 24 mei 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormelde p.i.
Omdat klager de Nederlandse taal niet machtig is, is hem bijstand van een tolk in de Albanese taal verleend.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen cel, wegens het tijdens een telefoongesprek op 15 april 2004 communiceren met een niet positief gescreend, en dus niet toegelaten, persoon.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft een telefoongesprek met zijn zoon gevoerd. Klager heeft zijn zevenjarig zoontje gemaand niet met anderen te spreken terwijl hij met klager in gesprek was. Omdat klagers moeder in dezelfde ruimte aanwezig was als klagerszoontje, heeft zijn moeder met zijn zoontje gesproken. Klager zou dat wel willen verbieden maar kan dat feitelijk niet.
Omdat klagers zoontje niet altijd thuis is wilde klager met zijn zoontje een afspraak maken over een datum om met hem te bellen. Zijn zoontje kon op de vragen van klager geen antwoord geven en toen heeft hij aan zijn oma (klagersmoeder) gevraagd wanneer een en ander wel mogelijk was. Klager heeft tijdens dat gesprek met zijn moeder gesproken. Zij heeft antwoord gegeven op vragen van klagers zoontje. Klager kan dit niet voorkomen. Hij kan zijn zoontje immersniet op afstand beletten om met anderen te spreken tijdens een telefoongesprek.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft van de inrichting voldoende kansen gekregen om te bellen. In afwijking van het bepaalde in de huisregels is hem toegestaan om in het Albanees met zijn kind te spreken. Omdat de directeur geen precedent wilde scheppenheeft hij duidelijke regels gesteld ten aanzien van het bellen. Klager mocht met zijn zoontje bellen en niet met zijn moeder. Het is aan klager om te regelen dat zich geen andere personen in het gesprek mengen. Dat heeft hij nietgedaan en om die reden is hem de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Klager mag overigens nu met zijn moeder, zijn zus en zijn zoontje bellen.

3. De beoordeling
Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en uit de dossierstukken is voldoende aannemelijk geworden dat klager tijdens het telefoongesprek met zijn zoontje op 15 april 2004 heeft gecommuniceerd met andere, toen niet positiefgescreende, personen. Klager wist, althans had moeten weten, dat dit niet was toegestaan. Op zich levert dit gedrag van klager voldoende grond op voor de oplegging van een disciplinaire straf. Alle omstandigheden van het gevalevenwel in aanmerking nemend, had in dit geval naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen worden volstaan met de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de eigen cel. Dat maakt dat de uitspraak van debeklagcommissie in zoverre niet in stand kan blijven en dat het beklag gegrond moet worden verklaard voorzover de duur van de aan klager opgelegde disciplinaire straf de vijf dagen te boven is gegaan.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 37,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep deels gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag alsnog gegrond voorzover de duur van de aan klager opgelegde disciplinaire straf de vijf dagente boven is gegaan en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor het overige.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 37,50.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven