Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1364/TA, 28 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1364/TA

betreft: [klager] datum: 28 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 17 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 14 juni 2004 van

[...], gericht tegen een uitspraak d.d. 11 juni 2004 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting mevrouw [...]. Hiervan ishet aangehechte verslag opgemaakt.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de klager opgelegde verplichting tot het gedogen van geneeskundige handelingen op 9 april 2004 en op 23 april 2004, te weten depotinjecties met een antipsychoticum.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klager vindt de medicatie onder dwang niet nodig. De dwangmedicatie is gestart en volgehouden vanaf omstreeks 9 december 2003. Twee door klager met name genoemde personeelsleden hebben verklaard dat zich op 9 december 2003 eenincident heeft voorgedaan, waarbij klager personen zou hebben bedreigd. Klager gelooft deze personeelsleden niet en wenst dat zij worden onderworpen aan een test met een leugendetector. Ook kan klager zelf aan een test met eenleugendetector worden onderworpen. Op deze wijze kan blijken dat hem ten onrechte dwangmedicatie is toegediend en dat die personeelsleden derhalve een reeks delicten jegens klager hebben gepleegd. Op deze wijze zal automatischworden bewezen dat klager niet degene is die psychotisch is.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar de stukken en de eerdere uitspraken van de beroepscommissie ende beklagcommissie bij de inrichting over de voorafgaande dwangmedicatie van klager. Op een voorafgaande zitting van de beroepscommissie heeft de behandelend psychiater [...]. uitleg gegeven over klagers stoornis en demedicamenteuze behandeling daarvan. De onderhavige depotinjecties zijn de laatste twee in een reeks van injecties met een antipsychoticum tegen klagers wil. Klager heeft structureel antipsychotica nodig. Hij is zonder medicatie vrijspoedig erg gevaarlijk. Vanaf 6 mei 2004 neemt hij zijn medicatie vrijwillig. Het betreft sindsdien een smelttablet van dagelijks 3 mg. Risperdal. Sinds eind mei had de sociotherapie echter de indruk dat hij smokkelde en sedert 2juni heeft klager expliciet geweigerd de medicatie te accepteren. Op 9 juni heeft hij zich fors levensbedreigend opgesteld tegenover genoemde psychiater, die hij in zijn waan als misdadiger beschouwde. Ook heeft hij deafdelingsleiding bedreigd. Op 11 juni is weer dwangmedicatie toegediend en inmiddels is deze voor de derde keer herhaald. De psychiater wil klager wel blijven behandelen, ondanks de bedreiging.
Bij de Liberman-training wordt aan de patiënt uitgelegd dat medicijngebruik belangrijk is. Of het mogelijk is toe te werken naar een behandelplan waarin depots op vrijwillige basis door klager worden geaccepteerd, is twijfelachtig.Klager is daar vooralsnog absoluut tegen. Hij is nog niet in de fase dat hij begrijpt dat hij een stoornis heeft.
Het bestwil criterium ligt niet ten grondslag aan de Bvt.
Ook al zit het advies van de behandelend psychiater thans niet bij de stukken, voorafgaand aan de thans bestreden beslissingen heeft telkens daadwerkelijk een extra toetsing plaatsgehad ter beoordeling van de vraag of de gedwongentoediening ook deze keren weer nodig was.
Ten aanzien van de bevoegdheid van de beslissers tot de bestreden dwangmedicatie wordt verwezen naar het Protocol plaatsvervangend hoofd van de inrichting d.d. 8 april 2004. De hoofden van dienst zijn op grond van dit protocolbevoegd als plaatsvervangers van het hoofd van de inrichting aan het hoofd van de inrichting voorbehouden beslissingen te nemen. Deze bevoegdheid wordt in de praktijk ook uitgeoefend door het hoofd van dienst. De twee waarnemers vanhet hoofd van de inrichting doen dit niet. Acht personeelsleden, zorgmanagers, kunnen als hoofd van dienst optreden. Zij hebben een hbo-opleiding. Het zijn geen BIG-geregistreerden.
De uitreiking van de mededeling ten aanzien van de injectie van 23 april is ten onrechte gedateerd op 21 maart; dit moet zijn 21 april.
Het verbeterplan met een uitleg over de werking van de medicatie is in de eerste beroepszaak overgelegd. De achtergronden voor de dwangmedicatie zijn duidelijk in de verschillende verweerschriften van de kliniek aangegeven.
De aanbeveling van de beroepscommissie om in de schriftelijke mededeling de
de concrete situatie van het moment weer te geven alsmede de door de arts geconstateerde noodzaak van de medicatie, zal aan het hoofd van de inrichting worden overgebracht.

3. De beoordeling
3.1 Ten aanzien van de in acht te nemen vormvereisten overweegt de beroepscommissie het volgende.
3.1.1. Met betrekking tot de bevoegdheid van de onderhavige beslissers:
De bevoegdheid een verpleegde te verplichten te gedogen dat op hem een geneeskundige handeling wordt toegepast is, gelet op het bepaalde in artikel 7, vierde lid onder c, van de Bvt in verbinding met artikel 6 van de Bvt,voorbehouden aan het hoofd van de inrichting en zijn plaatsvervanger(s).
Deze bevoegdheid kan niet worden overgedragen aan andere personeelsleden of medewerkers. Een uitzondering daarop vormt, ingevolge artikel 26, tweede lid, van de Bvt, de situatie van dringende noodzakelijkheid, in welk geval hethoofd van de afdeling waar de verpleegde verblijft kan beslissen tot dwangmedicatie.
In de Memorie van Toelichting op artikel 7 van de Bvt is aangegeven dat sommige bevoegdheden zo ingrijpend of verstrekkend zijn voor de verpleegde dat deze uitsluitend aan het hoofd van de inrichting of zijn plaatsvervangertoekomen, met een uitzondering voor dringende noodzakelijkheid.
Artikel 6, vierde lid, van de Bvt regelt de aanwijzing van vervangers van het hoofd van de inrichting. Het hoofd van de particuliere inrichting behoeft voor de aanwijzing van zijn vervanger(s) machtiging van het bestuur. Het isblijkens de Memorie van Toelichting op dit artikellid niet de bedoeling van de wetgever dat de Minister machtiging verleent in Rijksinrichtingen alle afdelingshoofden als vervangers aan te wijzen maar er zal een terughoudend beleidworden gevoerd, en er wordt van uitgegaan dat de besturen van jusititële particuliere inrichtingen zich aan dit beleid zullen conformeren. Voor wat betreft de vervangers dient in het bijzonder te worden gedacht aan de voor deindividuele behandeling eindverantwoordelijke functionarissen.

De Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek heeft aangaande de vervanging van het hoofd van de inrichting d.d. 8 april 2004 een Protocol (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting opgesteld.
De Raad van Toezicht van de Pompestichting heeft op 29 maart 2004 het hoofd van de inrichting gemachtigd acht met name genoemde “zorgmanagers” als plaatsvervangend hoofd van de inrichting aan te wijzen.
Blijkens artikel 3 van genoemd Protocol neemt het hoofd van dienst in en buiten kantooruren de beslissing tot (o.a.) dwangmedicatie. Hij dient vooraf overleg te voeren met de behandelingscoördinator van de patiënt en met debetreffende zorgmanager. Hij hoort de patiënt alvorens te beslissen en tekent de schriftelijke mededeling. Het hoofd van dienst moet onverwijld het (waarnemend) hoofd van de inrichting inlichten.

De beroepscommissie stelt vast dat de bestreden beslissingen zijn genomen door hoofden van dienst/zorgmanagers. De bestreden beslissingen betreffen aan het hoofd van de inrichting voorbehouden handelingen die zeer ingrijpend zijn ènruim te voren zijn te voorzien en die derhalve niet spoedshalve door een afdelingshoofd genomen behoeven te worden. Gelet op de bedoeling van de wetgever beveelt de beroepscommissie aan niet over dwangmedicatie te laten beslissendoor andere aangewezen plaatsvervangers dan de voor de individuele behandeling eindverantwoordelijke functionarissen.

3.1.2. Met betrekking tot de redengeving van de schriftelijke mededelingen van de bestreden beslissing overweegt de beroepscommissie het volgende.
In de schriftelijke mededelingen van de gedwongen geneeskundige handelingen die hebben plaatsgehad op 9 april 2004 en op 23 april 2004 is weliswaar aangegeven dat met de arts [psychiater]. overleg is gepleegd over de maatregel,maar uit de mededelingen blijkt niet dat deze arts de geneeskundige handeling noodzakelijk heeft geoordeeld ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de verpleegde of van anderen.
In de mededeling van de dwangmedicatie van 9 april 2004 ontbreekt een concrete omschrijving van de situatie en de gezondheidstoestand van klager op dat moment. De beroepscommissie beveelt aan de schriftelijke mededelingenbetreffende dwangmedicatie voortaan in deze zin aan te passen.

3.2. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende.
Gelet op de toelichting ter zitting namens het hoofd van de inrichting is aannemelijk geworden dat de behandelend psychiater het noodzakelijk heeft geoordeeld klager de depotinjecties toe te (laten) dienen. Daartoe is aangevoerd datklager voortdurend psychotisch is en zonder antipsychotische medicatie spoedig (dreigend) ernstig agressief gedrag vertoont, hetgeen de veiligheid van zijn omgeving ernstig in gevaar brengt. Voorts is aannemelijk geworden dat er opde betreffende momenten nog geen redelijk alternatief was voor de depotinjecties tegen klagers wil.
Aan klagers wens door middel van een leugendetector vast te stellen of hij op 9 december 2003 al dan niet ernstig bedreigend is opgetreden gaat de beroepscommissie voorbij, nu hieromtrent in een voorgaande beroepszaak van klagerreeds onherroepelijk is beslist.
Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. C.L. van den Puttelaar en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 28 juli2004.

secretaris voorzitter

nummer: 04/1364/TA

betreft : [...] , verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 17 juni 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel, locatieZwolle te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. drs. F.A.M. Bakker;
leden: mr. C.L. van den Puttelaar en drs. J.R. van Veldhuizen.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Klager heeft telefonisch te kennen gegeven dat hij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid het beroep ter zitting van de beroepscommissie toe te lichten.

[...], juridisch medewerker, die - zakelijk weergegeven - het volgende heeft verklaard.
Verwezen wordt naar de stukken en de eerdere uitspraken van de beroepscommissie en de beklagcommissie bij de inrichting over de voorafgaande dwangmedicatie van klager. Op een voorafgaande zitting van de beroepscommissie heeft debehandelend psychiater [...] uitleg gegeven over klagers stoornis en de medicamenteuze behandeling daarvan. De onderhavige depotinjecties zijn de laatste twee in een reeks van injecties met een antipsychoticum tegen klagers wil.Klager heeft structureel antipsychotica nodig. Hij is zonder medicatie vrij spoedig erg gevaarlijk. Vanaf 6 mei 2004 neemt hij zijn medicatie vrijwillig. Het betreft sindsdien een smelttablet van dagelijks 3 mg. Risperdal. Sindseind mei had de sociatherapie echter de indruk dat hij smokkelde en sedert 2 juni heeft klager expliciet geweigerd de medicatie te accepteren. Op 9 juni heeft hij zich fors levensbedreigend opgesteld tegenover genoemde psychiater,die hij in zijn waan als misdadiger beschouwde. Ook heeft hij de afdelingsleiding bedreigd. Op 11 juni is weer dwangmedicatie toegediend en inmiddels is deze voor de derde keer herhaald. De psychiater wil klager wel blijvenbehandelen, ondanks de bedreiging.
Bij de Lieberman-training wordt aan de patiënt uitgelegd dat medicijngebruik belangrijk is. Of het mogelijk is toe te werken naar een behandelplan waarin depots op vrijwillige basis door klager worden geaccepteerd, is twijfelachtig.Klager is daar vooralsnog absoluut tegen. Hij is nog niet in de fase dat hij begrijpt dat hij een stoornis heeft.
Het bestwil criterium ligt niet ten grondslag aan de Bvt.
Ook al zit het advies van de behandelend psychiater thans niet bij de stukken, voorafgaand aan de thans bestreden beslissingen heeft telkens daadwerkelijk een extra toetsing plaatsgehad ter beoordeling van de vraag of de gedwongentoediening ook deze keren weer nodig was.
Ten aanzien van de bevoegdheid van de beslissers tot de bestreden dwangmedicatie wordt verwezen naar het Protocol plaatsvervangend hoofd van de inrichting d.d. 8 april 2004. De hoofden van dienst zijn op grond van dit protocolbevoegd als plaatsvervangers van het hoofd van de inrichting aan het hoofd van de inrichting voorbehouden beslissingen te nemen. Deze bevoegdheid wordt in de praktijk ook uitgeoefend door het hoofd van dienst. De twee waarnemers vanhet hoofd van de

inrichting doen dit niet. Acht personeelsleden, zorgmanagers, kunnen als hoofd van dienst optreden. Zij hebben een hbo-opleiding. Het zijn geen BIG-geregistreerden.
De uitreiking van de mededeling ten aanzien van de injectie van 23 april is ten onrechte gedateerd op 21 maart; dit moet zijn 21 april.
Het verbeterplan met een uitleg over de werking van de medicatie is in de eerste beroepszaak overgelegd. De achtergronden voor de dwangmedicatie zijn duidelijk in de verschillende verweerschriften van de kliniek aangegeven.
De aanbeveling van de beroepscommissie om in de schriftelijke mededeling de
de concrete situatie van het moment weer te geven alsmede de door de arts geconstateerde noodzaak van de medicatie, zal aan het hoofd van de inrichting worden overgebracht.

secretaris voorzitter

Naar boven