nummer: 03/1529/TBC (tegemoetkoming)
betreft: [klager] datum: 21 juli 2004
UITSPRAAK
van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt).
[...], verder klager te noemen, heeft beroep ingesteld tegen een op 4 juni 2003 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie, hierna de Minister, tot plaatsing van klager in het Kempehuis te Nijmegen.
Bij uitspraak van 27 april 2004 (03/1529/TB) heeft de beroepscommissie het beroep, voor zover hier van belang, materieel gegrond verklaard en bepaald dat klager een tegemoetkoming dient te worden toegekend. Zij heeft daarbij tevensbepaald dat zij in een afzonderlijke beslissing de hoogte van de tegemoetkoming zal vaststellen.
De Minister is in de gelegenheid gesteld zijn visie op de vast te stellen tegemoetkoming te geven. Bij brief van 19 mei 2004, die op 26 mei 2004 is ontvangen, heeft de Minister aangegeven de door de Raad gehanteerdepassantenvergoeding als uitgangspunt te nemen, met dien verstande dat vanwege het gunstige regime in een longstay afdeling – vergeleken bij dat van een penitentiaire inrichting – een halvering van het vergoedingsbedrag aangewezenlijkt; een en ander met een drie maandelijkse verhoging.
Beoordeling
Vast staat dat klager op 25 juni 2003 vanuit tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal is geplaatst in het Kempehuis te Nijmegen. Naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie van 27 april 2004 dient klager uit hetKempehuis te worden geplaatst en dient de Minister een nieuwe beslissing te nemen op het herselectieverzoek d.d. 5 augustus 2002 van De Kijvelanden. De Minister is verzocht de beroepscommissie op de hoogte te stellen van de nieuwebeslissing, maar heeft tot op heden nog niet bericht dat een nieuwe beslissing is genomen of dat klager uit het Kempehuis is geplaatst.
In haar uitspraak van 27 april 2004 heeft de beroepscommissie onder meer overwogen dat met betrekking tot de plaatsing van klager op een longstay afdeling niet is voldaan aan het criterium dat geen sprake is van een substantiëlevermindering van het delictgevaar en dat er nog mogelijkheden tot resocialisatie aanwezig lijken te zijn. Nu ten aanzien van klager ten gevolge van de beslissing van de Minister tot plaatsing op een longstay afdeling ten onrechtegeen op resocialisatie gerichte behandeling meer heeft plaatsgevonden, dient er van uitgegaan te worden, dat klager een aanzienlijke behandelachterstand heeft opgelopen. Voor een zodanig niet meer ongedaan te maken gevolg acht deberoepscommissie, rekeninghoudend met door de beroepscommissie vastgestelde tegemoetkomingen in andere vergelijkbare gevallen, een tegemoetkoming passend van € 600,= voor elke maand dat klager ten onrechte in het Kempehuis heeftverbleven en nog zal verblijven. Zij acht geen termen aanwezig voor de door de Minister genoemde driemaandelijkse verhoging, die alleen gerelateerd kan zijn aan de duur van de passantentermijn, die door de Minister telkens met eenperiode van drie maanden verlengd kan worden.
Beslissing
De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een ten laste van de Minister komende tegemoetkoming toekomt van € 600,= voor elke maand dat klager ten onrechte in het Kempehuis heeft verbleven en nog zal verblijven.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 juli 2004
secretaris voorzitter