Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1491/GV, 20 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1491/GV

betreft: [klager] datum: 20 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juli 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Over twee en een halve maand wordt klager in vrijheid gesteld en hij wil zichvoorbereiden op zijn in vrijheidstelling. Hij heeft contact gehad met een uitzendbureau en wil zich inschrijven om op de bloemenveiling te Aalsmeer te gaan werken. Klager is één keer niet teruggekomen van verlof omdat hij bij zijnmoeder wilde zijn nadat zijn broer was overleden. In die tijd heeft klager zich niet schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De laatste maanden is aan klager geen disciplinaire straf meer opgelegd in verband met softdruggebruik.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Tijdens klagers verblijf op de jovo-afdeling te Nieuwegein heeft hij een tiental rapporten gehad, variërend van onvoldoende inzet tijdens de arbeid tot een vechtpartij met een medegedetineerde. Het laatste rapport dateert van 11juni 2004 en is opgelegd in verband met het ernstig verstoren van de orde en de veiligheid binnen de inrichting. Het adres, waar klager zijn verlof wil doorbrengen, is het adres waar klager zijn vriendin heeft neergeschoten. Klagerheeft op 23-jarige leeftijd al achttien kantjes justitiële documentatie opgebouwd en de door hem gepleegde delicten worden telkens ernstiger. Op basis van zijn gedrag in de inrichting, de zorgwekkende ontwikkeling in het plegen vande strafbare feiten en de negatieve adviezen van de inrichting en de politie is het verlof afgewezen. Het openbaar ministerie heeft geen executie-indicator aangegeven, waardoor er geen advies is gevraagd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Nieuwegein heeft gelet op klagers snelle recidive, de recente ontvluchting en zijn gedrag in de inrichting negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie van district Ronde Venen heeft bezwaar gemaakt tegen verlofverlening in verband met het risico voor maatschappelijke onrust.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 oktober 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Tegen klager is tijdens zijn huidige detentie tienmaal rapport opgemaakt in verband met ondermeer vechtpartijen, verstoring van orde en rust in de inrichting en softdruggebruik. Uit zijn achttien bladzijden tellende uittreksel uithet algemeen documentatieregister blijkt dat hij vele malen eerder is veroordeeld terzake van met name vermogensdelicten. Voorts is klager tijdens een vorige detentie niet teruggekeerd van verlof. De politie heeft negatiefgeadviseerd terzake van het adres, waar klager zijn verlof wenst door te brengen. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, een afwijzingvan klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4onder a., d., i. en j. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven