nummer: 04/1362/GV
betreft: [klager] datum: 20 juli 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 30 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 juni 2004, abusievelijk gedateerd 16 juli 2004, genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister), waarvan niet bekend is op welke datum deze aan klager is uitgereikt,
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Aan klager is niet gevraagd of hij de politie toestemming wil geven om zijn woningte betreden. Enkel wordt ingegaan op het punt van de huisdieren, maar klager heeft om meerdere redenen om strafonderbreking gevraagd. Zonder strafonderbreking raakt hij zijn woning kwijt en al zijn spullen. Hij is bezig met zijnechtscheiding, waarbij ook de voogdij en de omgangsregeling met zijn zoon ter sprake komen. Gezamenlijke voogdij en omgangsregeling zullen geen doorgang vinden, indien klager tijdens de behandeling van de scheiding gedetineerd is enook nog zijn woning kwijt is. Hij heeft geen oproep gekregen om zijn oude straf uit te zitten en heeft daarom niet de gelegenheid gehad om zijn zaken te regelen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor het toekennen van strafonderbreking is één van de voorwaarden dat er beschikt dient te worden over een goed adres, waar de strafonderbreking kan worden doorgebracht. In het geval van klager is dat niet na te gaan, omdat hijgeen toestemming geeft om de woning te controleren. Ook in zijn beroepschrift geeft klager dit niet aan en zolang dat uitblijft, resteert niets anders dan de strafonderbreking niet te verlenen.
De medewerker van het b.s.d. van de inrichting, waar klager verblijft, dhr. [...], heeft klager d.d. 14 juli 2004 gevraagd of het juist is dat hij geen toestemming geeft om het verlofadres te controleren. Dit is door klagerbevestigd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 77 dagen, wegens flessentrekkerij. Aansluitend dient hij drie maanden hechtenis te ondergaan. Deze laatst genoemde straf eindigt op of omstreeks 5 november 2004.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof. De beroepscommissie constateert dat dergelijke redenen niet zijn aangevoerd.
Bij de beoordeling van een verlofaanvraag dient ex artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) getoetst te worden of er contra-indicaties aanwezig zijn voor het verlenenvan enige vorm van verlof. Nu klager geen toestemming geeft om zijn verlofadres te controleren, kan niet worden vastgesteld of wordt voldaan aan de eisen als gesteld in de Regeling. Derhalve is de beslissing van de Minister alleenal op deze grond niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 juli 2004
secretaris voorzitter