Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0868/GA, 19 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/868/GA

betreft: [klager] datum: 19 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Noordsingel te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 april 2004 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord de unit-directeur bij de locatie Noordsingel [...].

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens belediging van een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag voor wat de hoogte van de disciplinaire straf gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Binnen de inrichting zijn afspraken gemaakt over de te hanteren strafmaat, maar die zijn niet vastgelegd in een richtlijn.Uit de dagrapportages blijkt dat klager, aan wie een belregeling van tien minuten per week was opgelegd omdat er telkens problemen waren met telefoneren, kort tevoren tweemaal rapport was aangezegd in verband met het ontlopen van debelregeling. Vervolgens heeft hij een p.i.w.-ster ernstig beledigd. Voor deze opeenstapeling aan incidenten wordt een strafmaat van zeven dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte passend en geboden geacht.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In de bestreden beslissing wordt ter motivering van de opgelegde disciplinaire straf enkel overwogen dat klager zich ernstig beledigend heeft uitgelaten naar een personeelslid. Dat tevoren eerdere incidenten hadden plaatsgevonden,die hebben meegewogen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf, kan uit de beslissing zelf niet worden opgemaakt. De beroepscommissie stelt voorop dat het wenselijk is dat alle redengevende feiten enomstandigheden, die de strafmaat bepalen, worden vermeld in de motivering van de beslissing. Nu echter uit de aan de beroepscommissie overgelegde dagrapportages kan worden opgemaakt dat korte tijd voorafgaand aan de belediging vanhet personeelslid klager rapport was aangezegd, omdat hij zich wederom niet aan hem opgelegde belregeling hield en ook het rapport d.d. 24 maart 2004, waarop de onderhavige straf werd gebaseerd, de eerdere incidenten enrapportaanzegging met betrekking tot het telefoneren vermeldt, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om deze eerdere incidenten mee te wegen in de strafmaat niet onredelijk of onbillijk is. Hieruit volgt dat deberoepscommissie het beroep van de directeur gegrond zal verklaren en het beklag voorzover in beroep aan de orde alsnog ongegrond zal verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft het oordeel over de hoogte van de disciplinaire straf en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter,
dr. J.P.S. Fiselier en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op
19 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven