nummer: 04/867/GA
betreft: [klager] datum: 16 juli 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Zoetermeer,
gericht tegen een uitspraak d.d. 26 april 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klagers raadsman mr. P.H.W. Spoelstra.
Klager en de unit-directeur van de locatie Zoetermeer hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om een eerder aan klager verleend incidenteel verlof in te trekken.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Er wordt geen mogelijkheid gezien om binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen. Voor de betreurdeomissie heeft compensatie plaatsgevonden door in overleg met de geestelijk verzorger een passende herdenkingsactiviteit plaats te laten vinden. Klagers detentie duurt nog tot 7 april 2006. Hij is tijdens zijn detentie in degelegenheid gesteld om zijn broer, die terminaal ziek was, te bezoeken en in gelegenheid gesteld om na het overlijden in 2002 afscheid te nemen van zijn broer.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 29 maart 2004 is klager incidenteel verlof verleend om op 1 april 2004 het graf van zijn broer onder begeleiding van de pastorte bezoeken. Deze beslissing is namens de directeur genomen en ondertekend door het hoofd b.s.d. en vervolgens is één dag later de beslissing genomen om het verlof niet door te laten gaan omdat DV & O klager niet zou kunnenbegeleiden. Begeleiding door DV & O was niet noodzakelijk, omdat klager door de pastor begeleid zou worden. Door de beklagcommissie is opgedragen aan de directeur om binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen en de directeurweigert om hier gevolg aan te geven. Niet duidelijk is wat de directeur bedoelt met dat aan klager een passende herdenkingsactiviteit is aangeboden. Klager is niet in de gelegenheid gesteld om alsnog het graf te bezoeken.
3. De beoordeling
Aan klager is ex artikel 24, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) namens de directeur incidenteel verlof verleend om onder begeleiding van de pastor een bezoek te brengen aan het grafvan zijn broer, die in 2002 is overleden.
Eén dag later heeft de directeur beslist om het reeds verleende verlof in te trekken, omdat DV & O het bezoek niet kon begeleiden. De beroepscommissie is van oordeel dat, nu niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden in de zinvan artikel 33 van de Regeling, immers de pastor zou in de oorspronkelijke beslissing klager bij het bezoek begeleiden, en er bij klager reële verwachtingen waren gewekt dat het bezoek doorgang zou vinden, de beklagcommissie opgoede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Indien voor de directeur van groot belang was dat DV & O klager bij het bezoek zou begeleiden, blijft de vraag open waarom het verlof niet naar een later tijdstip isverplaatst, waarop wel begeleiding door DV & O mogelijk zou zijn. In een dergelijke wijziging voorziet artikel 33 van de Regeling.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden en draagt de directeur op om een nieuwe beslissing te nemen binnen twee weken na ontvangst van dezeuitspraak.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter,
dr. J.P.S. Fiselier en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op
16 juli 2004
secretaris voorzitter