Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0689/GA, 12 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/689/GA

betreft: [klager] datum: 12 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 31 maart 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juni 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. J. Steenbrink, advocate te Nijmegen, en de heer [...], unit-directeur bij voornoemde p.i.
Nu klager de Nederlandse taal niet machtig is, heeft hij de bijstand genoten van een tolk in de Albanese taal.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in de eigen cel, wegens verstoring van de orde en het weigeren om te voldoen aan opdrachten van het personeel;
b. het door de directeur bij het afhandelen van een verslag niet voldoen aan de (wettelijke) hoorplicht.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voordat klager zou gaan deelnemen aan de sport heeft hij aan het afdelingspersoneel gevraagd of hij zijn vitaminetabletten kon krijgen. Normaal krijgt iedere gedetineerde, indien hij er om vraagt, die vitaminetabletten danverstrekt. Nadat er een half uur was verstreken had hij de tabletten nog niet ontvangen. Klager heeft toen geroepen naar het personeel en om zijn tabletten gevraagd. Toen is hem verslag aangezegd. Bij de afhandeling van het verslagheeft de directeur alleen maar het verslag voorgelezen en vervolgens aan klager de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Klager is niet in de gelegenheid gesteld om iets te zeggen tegen de directeur. Klager vroeg de directeur ofhij zijn visie mocht geven. Dat werd hem niet toegestaan. De directeur gaf aan dat zijn beslissing vast stond. Deze directeur geeft de gedetineerden nooit de gelegenheid om hun standpunt naar voren te brengen. Klager is van meningdat de aan hem opgelegde disciplinaire straf onredelijk hoog is geweest.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd niet op zijn wenken bediend. Toen heeft hij getracht zijn gelijk te halen en heeft de verstrekking van de vitaminepillen willen afdwingen. Klagers gedrag is gezagondermijnend geweest. Naar aanleiding daarvan is aanklager verslag aangezegd. De directeur benadrukt nog dat het afdelingspersoneel alleen verslag zal aanzeggen als andere middelen niet werken. Het is niet zo dat voor ieder voorval verslag aangezegd wordt. In dit geval is klager tever gegaan. Klager is door de directeur gehoord en de unit-directeur stelt de gedetineerden bij het horen altijd in de gelegenheid om hun standpunt te verwoorden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager, nadat hij om vitaminetabletten had gevraagd aan het personeel en die tabletten – naar zijn zin – niet snel genoeg uitgereikt heeft gekregen, de aandacht van het personeelheeft willen trekken door het herhaald – ook na te zijn gesommeerd om een einde daaraan te maken – veroorzaken van geluidsoverlast. Gelet daarop is de conclusie van de directeur dat klager de orde in de inrichting heeft verstoorden dat hij opdrachten van het personeel niet heeft opgevolgd, gerechtvaardigd. De beroepscommissie acht voorts voldoende aannemelijk, mede gelet op hetgeen daaromtrent is vermeld op de beslissing tot strafoplegging, dat klagervoorafgaand aan de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf door de directeur in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt naar voren te brengen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan –daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. P.C. Vegter en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven