Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0687/GA, 12 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

.

nummer: 04/687/GA

betreft: [klager] datum: 12 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 31 maart 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juni 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. J. Steenbrink, advocaat te Nijmegen, en de heer [...], unit-directeur bij voormelde p.i.
Nu klager de Nederlandse taal niet machtig is, heeft hij de bijstand genoten van een tolk in de Albanese taal.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het aanspreken van klager met de achternaam en het op de celdeur vermelden van klagers achternaam en een registratienummer, terwijl klager bij zijn voornaam wenst te worden aangesproken en vermeld;
b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen cel, wegens de weigering om een opdracht van het personeel op te volgen.

De beklagcommissie heeft klager ten aanzien van onderdeel a van het beklag niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ad a:
Klager heeft aan het personeel duidelijk gemaakt dat hij bij zijn voornaam aangesproken wenste te worden. Ondanks die vraag is dat nooit gebeurd. Ook bij de celdeur staat niet klagers voornaam, maar alleen zijn achternaam vermeld.
Ad b:
Klager heeft eerder in penitentiaire inrichtingen verbleven. Hij heeft nog nooit gehoord dat post niet met een ballpoint geopend mocht worden. Op de betreffende dag heeft klager vijf brieven ontvangen. De eerste twee brieven mochthij met zijn ballpoint openen. Toen hij de derde brief wilde openen, kreeg hij opeens te horen dat hij de brieven niet met de ballpoint mocht openen. Daarbij werd er iets tegen klager gezegd in de Nederlandse taal. Klager spreektAlbanees en verstaat geen Nederlands. Klager kreeg verslag aangezegd maar begreep niet wat de reden van dat verslag was. Achteraf begrijpt hij dat de ballpoint volgens de huisregels in het daarvoor bedoelde kader had moeten liggen.Een en ander was onduidelijk voor klager, eerst mocht het wel en vervolgens weer niet.
Verder is klager niet door de directeur gehoord naar aanleiding van dat verslag. De beklagcommissie is op dat verweer, dat daar ook gevoerd is, niet ingegaan. Verder is klager van mening dat de duur van de opgelegde disciplinairestraf te hoog is.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ad a:
In de inrichting is het een vaste regel dat alle gedetineerden geregistreerd worden met een nummer en hun achternaam. Ook worden alle gedetineerden aangesproken met hun achternaam. De voornaam wordt daarbij niet gebruikt.
Ad b:
Klager is bij de afhandeling van het verslag aanwezig geweest. Daarbij is hij door de directeur gehoord en heeft hij zijn weerwoord kunnen geven. De ballpoint mag in verband met het mogelijke gevaar voor het personeel alleengebruikt worden als er geen personeel in de cel is. Bij het betreden van de cel dient de pen zichtbaar op de daarvoor bestemde plaats te liggen. Het personeel overhandigt dan de post en vervolgens mag klager, nadat de celdeurgesloten is zijn pen gebruiken om de post te openen.

3. De beoordeling
Ad a:
Blijkens de inlichtingen van de directeur is het vaste regel binnen de extra beveiligde inrichting Nieuw Vosseveld (e.b.i.) dat de daar verblijvende gedetineerden allen worden aangesproken en aangeduid met hun achternaam en(voorzover nodig) met vermelding van een registratienummer. Gelet daarop is onderdeel a van het beklag niet gericht tegen een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, maar tegen een voor alle inde inrichting verblijvende geldende algemene regel. Tegen een dergelijke algemene regel staat geen beklag open. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom, zij het op andere gronden, in zoverre worden bevestigd.

Ad b:
Blijkens artikel 4.5.1.2 van de huisregels van de e.b.i. dient door de gedetineerde (onder meer) de ballpoint zichtbaar binnen het aangeven kader te worden gelegd. De directeur heeft ter zitting aangegeven dat deze regel in dehuisregels is opgenomen om gevaar voor het personeel te voorkomen. Voorts heeft hij aangegeven dat deze regel alleen geldt op de momenten dat het personeel de cel van de gedetineerde betreedt. De beroepscommissie acht voldoendeaannemelijk dat klager bij het uitreiken van de post de ballpoint heeft gebruikt voor het openen van die post en dat hij meermalen opdracht heeft gekregen om de ballpoint op de aangewezen plek te leggen, maar aan die opdracht, welkevolgens de regelgeving gegeven kon worden, geen gevolg heeft gegeven. Dit maakt dat de bestreden beslissing van de directeur niet is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl ook niet kanworden gezegd dat die beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van dit onderdeel van het beklag kan daarom nietleiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Ook dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie zal daarom worden bevestigd.
De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat het, gelet op hetgeen daaromtrent is vermeld op de beslissing van de directeur, voldoende aannemelijk wordt geacht dat klager is gehoord voorafgaand aan de oplegging van de onderhavigedisciplinaire straf.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden ten aanzien van onderdeel a van het beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven