nummer: 04/1068/GA
betreft: [klager] datum: 16 juli 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 13 mei 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid-Oost, locatie Maashegge te Overloon,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens weigering deel te nemen aan de groepsreiniging.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Hij kon onmogelijk verschijnen ter zitting van de beklagcommissie aangezien hij op die dag vast zat op het politiebureau. Dit had bij de inrichting bekend moeten zijn en ter zitting kenbaar gemaakt dienen te worden. Klager had vanzijn recht om gehoord te worden gebruik willen maken om de gronden van zijn beklag toe te lichten. De reden dat hij niet deelnam aan de groepsreiniging was gelegen in het feit dat klager met een harde bezem een groot oppervlakdiende schoon te vegen. Vanwege medische beperkingen was hij hiertoe niet in staat, want hij had last van zijn linkerpols.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Voor zover klager beoogd heeft aan te voeren dat -nu hij niet in de gelegenheid is geweest zijn beklag ter zitting van de beklagcommissie toe te lichten- het onderzoek van de beklagcommissie onvoldoende en/of onvolledig is geweest,merkt de beroepscommissie op dat daaraan voorbij kan worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Uit de stukken valt af te leiden dat klager op 26 maart 2004 aangaf niet deel te nemen aan de groepsreiniging, omdat hij last zou hebben van zijn linkerpols. Bij navraag bij de medische dienst was echter gebleken dat klager geenbeperkingen had. Onder die omstandigheden heeft de directeur kunnen komen tot het opleggen van eerdergenoemde disciplinaire straf. Het gegeven dat van de pols van klager op 21 april 2004, dus geruime tijd na het opleggen van dezestraf, in het ziekenhuis te Boxmeer röntgenfoto’s zijn gemaakt met bovendien niet uit de stukken blijkend resultaat, doet aan vorenstaande niet af.
Het beklag zal mitsdien ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 juli 2004
secretaris voorzitter