Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0454/GA, 10 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/454/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Grave,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 maart 2004 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 mei 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord de heer [...], unit-directeur bij het h.v.b. Grave. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijkewijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het feit dat klager personeel onheus heeft bejegend.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Anders dan de beklagcommissie ben ik van oordeel dat de door klager gebezigde woorden – in de context van de al opgemaakte dagjournalen – wel degelijk als bedreigend konden worden opgevat. Het betreffende personeelslid is zeerervaren en voelt zich niet snel bedreigd. Ik ben dan ook van mening dat ik de straf terecht heb opgelegd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van het op 10 december 2003 op ambtseed opgemaakte verslag met archiefnummer 7419 is aan klager een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in zijn eigen cel opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat de in hetverslag beschreven situatie, tegen de achtergrond van het door de directeur overgelegde totaaloverzicht van de dagjournalen ten name van klager, als bedreigend kon worden opgevat door het betrokken personeelslid. Gelet hierop is deberoepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager terzake de bestreden disciplinaire straf op te leggen niet in strijd is met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk dient te worden aangemerkt. Hetberoep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard en het beklag van klager alsnog ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. J.R. Meijering, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 10 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven