Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0159/GM, 1 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/159/GM

betreft: [klager] datum: 1 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 28 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder klager te noemen,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, locatie Havenstraat te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 8 januari 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Havenstraat is niet ter zitting verschenen, zonder bericht van verhindering.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het als zodanig te beschouwen verzoek d.d. 5 december 2003 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het niet verwijderen van een in klagers lichaam geïmplanteerde zender.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Er is tegen zijn wil in 2001 een medisch experiment op klager uitgevoerd. De uroloog heeft een gelei in zijn lichaam gebracht. Deze gelei heeft zich door zijn gehele romp verspreid. De gelei ontvangt signalen van buiten en zendtdeze door klagers lichaam, om aldus klagers functioneren te beïnvloeden. Een klager bekende psycholoog van de GGD, die wilde dat klager zijn methadon van het CAD betrok in plaats van van klagers huisarts, zit achter een bakjewaarmee hij klager bestuurt. Klager weet dit doordat hij visueel contact met die psycholoog heeft gehad, waarbij die psycholoog hem heeft gezegd dat hij klager op deze manier moest helpen. Om een eind aan deze situatie te maken moetdeze psycholoog achter dit bakje vandaan, ofwel moet de arts van de inrichting de gelei uit zijn lichaam halen. Deze arts weigert echter hieraan zijn medewerking te verlenen. Hij belt niet naar die psycholoog en wil ook geen scanlaten maken. Klager is voorts van mening dat het steeds slechter met zijn gezondheid gaat. Hij wordt volgestopt met pillen, maar bedoeld instrument laat hem niet los. Hij kan niet slapen en heeft last van zijn hoofd.
Klager heeft de beroepscommissie verzocht navraag bij een door klager genoemde arts van de GGD te doen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Voorafgaand aan zijn verblijf in de Havenstraat heeft klager drie maanden in de Foba verbleven. Klager is een chronisch psychotische man met een uitgebreid waansysteem. Hij denkt dat er een chip in zijn lichaam zit en heeft gevraagddeze er uit te halen. Deze aangelegenheid is steeds onderwerp van discussie. De inrichtingsarts ziet klager circa drie keer per maand.

3. De beoordeling
Voor de beroepscommissie is het, gelet op hetgeen door klager en door de inrichtingsarts naar voren is gebracht, niet aannemelijk geworden dat de inrichtingsarts ten aanzien van de door klager omschreven gezondheidstoestand onjuistof onzorgvuldig heeft gehandeld. Evenmin is gebleken van medisch handelen door de inrichtingsarts dat in strijd kan worden geacht met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.
Dit brengt mee dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden M.F. van Brederode-Zwart, huisarts, en prof.dr. W.J. Schudel, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 1juli 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven