Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0732/JA, 25 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 04/732/JA

betreft: [klager] datum: 25 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 13 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak d.d. 22 maart 2004 van de beklagcommissie bij voormeld Forensisch Centrum Teylingereind, die op 1 april 2004 naar partijen is verstuurd, gegeven op een klacht van [...], geboren op [1986], verder tenoemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 mei 2004, gehouden in de Rijksinrichting voor jongens ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam, zijn gehoord de heer drs. [...], plaatsvervangend directeur van voormeld Forensisch Centrum Teylingereinden klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gegeven dat klager in de week vóór zondag 25 januari 2004 geen bezoek heeft kunnen ontvangen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De plaatsvervangend directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ter zitting van de beklagcommissie kwam naar voren dat klager ook zijn ouders op bezoek wilde laten komen. Zijn klacht is in eerste instantie verkeerd begrepen, omdat er al enige tijd discussie was tussen klager en de groepsleidingover de mogelijkheid van bezoek van zijn oom en neef. Het is de jongeren niet toegestaan gedurende de eerste zes weken van hun verblijf anderen dan ouders en gezinsleden te ontvangen. Alleen in bijzondere gevallen wordt eenuitzondering gemaakt. De directeur is de bezoekmogelijkheden in de genoemde week nagegaan en daaruit kwam naar voren dat er op de donderdag nog plek was voor bezoek voor klager maar op de zondag niet meer. Klager heeft van debezoekmogelijkheid op de donderdag geen gebruik gemaakt. In de inrichting wordt minimaal 1 uur bezoek per week gegarandeerd. Het bezoek is eenmaal in de week op een weekenddag en eenmaal in de week op een werkdag. Ouders kunnenvaker op bezoek komen, feitelijk elke werkdag ’s- avonds.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft die week helemaal geen bezoek gehad. Hij had een briefje ingeleverd voor het bezoek van zijn ouders. Er werd gezegd dat zijn ouders op een bepaald tijdstip de inrichting moesten bellen voor het maken van een afspraak. Toenzijn vader belde, kreeg hij te horen dat het bezoekuur vol was. Dit gold ook voor de donderdag. De regel dat jongeren de eerste zes weken van hun verblijf alleen bezoek van hun ouders mogen is klager duidelijk. Als andere jongensechter wel eerder dan die zes weken bezoek krijgen van anderen dan hun ouders, dan wil klager dat ook. Sommige jongens verbleven pas 2 of 3 weken op inkomstengroep De Zift.

3. De beoordeling
Artikel 43, eerste lid, Bjj bepaalt dat de jeugdige het recht heeft gedurende tenminste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen.

Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen overweegt de beroepscommissie het volgende. Het blijft onduidelijk wat er in de week vóór zondag 25 januari 2004 feitelijk is gebeurd. Onweersproken is dat klager,ondanks een ruime bezoekregeling in de inrichting, die week geen bezoek heeft ontvangen.
De beroepscommissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de communicatie richting klager over de bezoekmogelijkheden voor zijn ouders niet optimaal is geweest, vanwege de lopende discussie over de (on)mogelijkheid van bezoekvan zijn oom en neef. Zij rekent dit de inrichting aan. Klager had duidelijk gemaakt moeten worden wat de consequenties zijn van zijn volharding in de wens dat zijn oom en neef op bezoek zouden komen. Men had het in ieder geval nietop zondag 25 januari 2004 moeten laten aankomen als laatste bezoekmogelijkheid voor de ouders van klager, met als consequentie dat hij die week, nu die zondag reeds volgeboekt bleek, in het geheel geen bezoek heeft ontvangen. Om diereden zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en prof. dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris, op 25 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven