Nummer: 04/991/GB
Betreft: [klager] datum: 24 juni 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1969], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 mei 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis (unit 2) van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 4 maart 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Hoogvliet te Rotterdam. Op 4 mei 2004 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht, waar een regime van algehelegemeenschap geldt.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 4 maart 2004 en eindigt op 1 augustus 2005. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zesdagen te ondergaan.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij na afronding van de twee nog openstaande strafzaken in aanmerking komt voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Een van de twee lopende strafzaken dient op 2 juni 2004. Afhankelijk van destrafmaat zal klager niet in hoger beroep gaan. Tevens geeft klager aan dat hij in dat geval het nog lopende hoger beroep zal intrekken. Dit zou tot gevolg hebben dat hij op 2 juni 2004 afgestraft is. In dat geval is er geenbelemmering meer voor een plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Anders dan door de selectiefunctionaris is gesteld, heeft klager nooit een voorkeur uitgesproken voor plaatsing in Dordrecht. Klager is eenzogenaamde ‘zelfmelder’ en had de intentie om de hem opgelegde detentie te ondergaan in een b.b.i. Klager wilde zo snel mogelijk een nieuwe positieve start maken.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er lopen ten aanzien van klager nog twee openstaande strafzaken, welke nog tijdens zijn huidige detentie worden behandeld. Gelet daarop is er thans nog geen einddatum van zijn huidige detentie bekend. Klager voldoet op dit momentniet aan de wettelijke criteria voor plaatsing in een b.b.i. Hij zal eerst een (mogelijke) veroordeling en strafoplegging moeten afwachten, alvorens voor hem een detentiefaseringstraject kan worden aangeboden, ervan uitgaande datklager daar dan aan voldoet.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Dordtse Poorten is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. In artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden d.d. 15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI zijn de criteria voor plaatsing in een b.b.i. genoemd. Op grond van het derde lid onder b van datartikel komen voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie de einddatum van de detentie nog niet vast staat. Blijkens de toelichting op artikel 3 wordt gesproken van openstaande zaken en betreftdit doorgaans niet-onherroepelijke vonnissen. Deze toelichting sluit niet uit dat ook van een openstaande zaak gesproken kan worden als er sprake is van verdenking van een strafbaar feit, maar nog geen sprake is van eenniet-onherroepelijk vonnis. Blijkens de inlichtingen van de selectiefunctionaris en blijkens hetgeen door klager naar voren is gebracht is klager, naast dat er sprake is van een (nog) niet onherroepelijke uitspraak waarbij hij toteen gevangenisstraf is veroordeeld, ook verwikkeld in een strafzaak die eveneens kan resulteren in een vrijheidsstraf. Deze laatste strafzaak zal nog tijdens klagers huidige detentie in eerste aanleg worden behandeld. Gelet daaropkan gesproken worden van twee nog openstaande zaken.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van allein aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot niet aangeven van een voorkeur voor plaatsing in Dordrecht maakt dat oordeel niet anders.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juni 2004
secretaris voorzitter