nummer: 04/536/TP
betreft: [klager] datum: 14 juni 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een beroepschrift gedateerd 16 december 2003, dat abusievelijk aan de afdeling ITZ van hetMinisterie van Justitie is verstuurd en pas op 20 februari 2004 is doorgezonden aan het secretariaat van de Raad, waar het op 4 maart 2004 is ingekomen, van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een vermeende (fictieve) beslissing van de Minister van Justitie,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Minister van Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Klager, die in de tbs-inrichting De Rooyse Wissel te Venray was geplaatst, heeft zich op 1 juli 2003 aan toezicht ontrokken tijdens woonverlof en is ongeoorloofd afwezig geweest tot 25 juli 2003, de datum waarop hij is aangehouden.Klager is vervolgens, omdat hij in verband met het capaciteitstekort niet terstond kon worden geplaatst in een tbs-inrichting, als passant in afwachting van herplaatsing in een tbs-inrichting geplaatst in het huis van bewaringOosterhoek te Grave. Op 3 februari 2004 is klager wederom geplaatst in De Rooyse Wissel.
Klagers beroep houdt in dat de Minister verzuimd heeft om de termijn, waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst, te verlengen.
Volgens het bepaalde in artikel 12, eerste lid, Bvt dient een ter beschikking gestelde binnen een termijn van zes maanden na aanvang van zijn terbeschikkingstelling (tbs) geplaatst te worden in een tbs-inrichting. Ingevolge artikel12, tweede lid, Bvt kan de Minister van Justitie die termijn met telkens drie maanden verlengen, indien plaatsing binnen de genoemde termijn van zes maanden naar zijn oordeel niet mogelijk is. Naar het oordeel van deberoepscommissie is klagers tbs onderbroken door diens onttrekking aan de tbs op 1 juli 2003 en is deze wederom aangevangen op de datum van zijn aanhouding, te weten 25 juli 2003. Ten tijde van het instellen van klagers beroep, 16december 2004, waren er nog geen zes maanden na die ingangsdatum verstreken en kan nog geen sprake zijn van een beslissing tot verlenging van klagers passantentermijn en heeft klager te vroeg beroep ingesteld. Om die reden kanklager niet in zijn beroep worden ontvangen.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 juni 2004
secretaris voorzitter