nummer: 04/593/TB
betreft: [klager] datum: 10 juni 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 24 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing d.d. 11 maart 2004 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister, welke beslissing op niet meer te achterhalen datum aan klager is uitgereikt,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam te Amsterdam, is mevrouw mr. [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: de Van Mesdagkliniek).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Minister heeft op 3 april 2000 beslist dat klager wordt geplaatst in de Prof.mr. W.P.J.Pompekliniek te Nijmegen (hierna: de Pompekliniek). Bij advies d.d. 28 april 2003 heeft de Pompekliniek de Minister geadviseerd klager over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Klager is op 29 maart 2004 overgeplaatst naar deVan Mesdagkliniek. De Minister heeft deze overplaatsing op 11 april 2004 geformaliseerd.
3. De standpunten
Klager heeft in zijn beroepschrift aangegeven dat hij het niet eens is met zijn overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek.
De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen. Ten aanzien van de selectie van ter beschikking gestelden in het kader vaneen eerste opname of herplaatsing in een tbs-inrichting is een toetsing aan een viertal criteria (geslacht, intelligentie, soort stoornis en vluchtgevaarlijkheid) van belang, die plaatsvindt op basis van in het dossier aanwezigeinformatie.
Uit de ter beschikking staande informatie in de onderhavige zaak komt naar voren dat klager een man is die lijdt aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Het intelligentieniveau van klager is vastgesteld op groter dan 80. Niet isgebleken van een extreem vlucht- en/of beheersrisico. Genoemde bevindingen resulteerden, de wachtlijsten voor de verschillende tbs-klinieken in aanmerking nemend, in overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek op 29 maart 2004. In hetherselectieverzoek van de Pompekliniek is aangegeven dat het bij klager gaat om werkelijke pedoseksualiteit in plaats van incest, dat klager gezien de ongunstige prognose een tweede kans in een andere kliniek gegund wordt en dat eentweede kliniek een eis is voor het geval het tot een longstay-indicatie mocht komen.
Klager is op 10 maart 2004 gehoord over de voorgenomen overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek. Hij gaf aan bezwaar te hebben omdat hij bang was dat de positieve ontwikkelingen in zijn persoonlijkheid die hij in de Pompekliniekheeft doorgemaakt door de overplaatsing teniet zouden worden gedaan.
Uit telefonisch contact d.d. 28 april 2004 met een coördinerend sociotherapeut van de Van Mesdagkliniek kwam naar voren dat klager al aardig ingebed lijkt te raken in de kliniek. Er is sprake van contactgroei en een goedesamenwerking tussen klager en het personeel. Klager heeft aangegeven steun en veiligheid bij het personeel te ervaren. Volgens voornoemde sociotherapeut staat klager niet langer afwijzend tegenover de overplaatsing en lijkt ersprake van gewenning.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.
4. De beoordeling
Klager is op 29 maart 2004 overgeplaatst naar de Van Mesdagkliniek. De Minister heeft deze plaatsing geformaliseerd bij schriftelijke mededeling d.d. 11 april 2004. Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 54, tweede lid,Bvt neergelegde informatieplicht. De omstandigheid dat klager op 10 maart 2004 is gehoord over het voornemen hem naar die inrichting over te plaatsen en klager daarvan derhalve op de hoogte was, kan hieraan niet afdoen.
Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van de Minister op formele grond te worden vernietigd. Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal dezetegemoetkoming vaststellen op € 50,=.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van eenbeheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.
Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Klagers aanvankelijke bezwaar tegen overplaatsing luidde dat hij bang was dat de positieve ontwikkelingen in zijn persoonlijkheid die hij in de Pompekliniek heeft doorgemaakt door de overplaatsing teniet zouden worden gedaan. Ditbezwaar geldt nauwelijks nog, gelet op de op 28 april 2004 door de Minister verkregen informatie van een coördinerend sociotherapeut van de Van Mesdagkliniek, waaruit blijkt van contactgroei tussen klager en het personeel en hetniet langer afwijzend staan van klager tegenover de overplaatsing. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat klager afstand van horen ter zitting van de beroepscommissie heeft gedaan omdat hij vindt dat hij goed zit in de VanMesdagkliniek.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek materieel niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder b van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt bepalendat haar uitspraak met betrekking tot de overplaatsing van klager in de plaats treedt van de bestreden beslissing.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat klager wordt overgeplaatst naarde Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. mr. C. Kelk en dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 juni 2004
secretaris voorzitter
nummer: 04/593/TB
betreft: [...], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 18 mei 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam te Amsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: prof. mr. C. Kelk en dr. F. Koenraadt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.
Gehoord is namens de Minister mevrouw mr. [...]. Als toehoorster is mevrouw [...] aanwezig.
Klager heeft blijkens telefonische inlichting d.d. 18 mei 2004 van het secretariaat van de Raad afstand van horen gedaan, omdat hij van mening is dat hij goed zit in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.
Namens de Minster is - zakelijk weergegeven – gepersisteerd bij hetgeen in de schriftelijke reactie op het beroep is aangegeven.
secretaris voorzitter