Nummer: 04/718/GB
Betreft: [klager] datum: 9 juni 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. F.H. vanAlst namens
[...], geboren op [1966], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 april 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 31 juli 2001 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
2.2. Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk van drie jaar, twintig maanden, zes maanden, vier maanden en zes maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 21 augustus 2002. Dewettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 juni 2005. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van in totaal 37 dagen en 71 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhavingverkeersvoorschriften te ondergaan.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. als volgt toegelicht. Klager heeft een zoon van negen jaar oud, die momenteel door zijn zuster wordt verzorgd. Omdat debiologische moeder zijn zoon in de steek heeft gelaten, is het van groot belang dat klager als vader voor hem kan zorgen. Klager was preventief gehecht toen hij te laat terugkeerde van een schorsing van zijn detentie. Dit kwam doorde thuissituatie. De moeder van het kind was vetrokken en het kind bleef alleen achter. De advocaat-generaal heeft positief geadviseerd ten aanzien van plaatsing in een b.b.i.. Klager wil graag de kans krijgen om samen met zijn zooneens een weekend door te brengen om naar een normaal gezinsleven toe te werken. Er wordt gemeten met twee maten. Andere gedetineerden zijn na ontrekking aan detentie wel opnieuw geplaatst in een b.b.i..
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager keerde deze detentie niet terug van een aan hem toegekende schorsing. Hij heeft zich vervolgens drie maanden aan zijn detentie onttrokken. Ook tijdens een vorige detentie heeft hij zich een aantal malen aan de detentieonttrokken. Gelet op het bovenstaande is er onvoldoende vertrouwen dat klager afspraken omtrent aan hem eventueel toe te kennen vrijheden nakomt en is het verzoek om hem in een b.b.i. te plaatsen afgewezen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing ineen beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Gebleken is dat klager gedurende de onderhavige detentie niet is teruggekeerd van een schorsing van zijn detentie en zich gedurende drie maanden aan detentie heeft onttrokken. Dit maakt dat de beroepscommissie van oordeel isdat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan wordenaangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 juni 2004
secretaris voorzitter