Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0548/GA, 7 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 04/548/GA

betreft: [klager] datum: 7 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen De Achterhoek, locatie De Kruisberg, te Doetinchem,

gericht tegen een uitspraak d.d. 5 maart 2004 van de beklagcommissie bij voornoemde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 mei 2004, gehouden in de p.i. Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen, zijn gehoord klager en de heer K. Brandsma, unit directeur bij de locatie De Kruisberg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van plaatsing in een cel, niet zijnde een strafcel, voor de duur van zeven dagen op grond van de uitslag van een urinecontrole, waarbij een te laag creatininegehalte werd geconstateerd.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
De unit-directeur heeft in beroep aangegeven te persisteren bij zijn eerder ingediende verweerschrift en voorts zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De door klager aangevoerde omstandigheden, niet roken, geen koffie en thee en veel sporten, vormen geen verklaring voor het te lage creatininegehalte. Om tot het geconstateerde creatininegehalte te komen, had klager 24 uurvoorafgaande aan de urinecontrole minimaal zes liter vocht tot zich moeten nemen. Hiervan is geen sprake.
Daarbij worden gedetineerden geacht te weten dat zij voor een urinecontrole niet te veel mogen drinken, omdat dat de uitslag kan beïnvloeden.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb de avond voorafgaande aan de urinecontrole ranja gedronken en op werkzaal ook nog koffie en thee. Bij elkaar zal dat ongeveer één liter zijn geweest.
Ik heb niet gebruikt en ik heb ook niet gefraudeerd. Wat zou mijn belang daarbij zijn? Ik heb zelf gekozen voor een drugs vrije afdeling, omdat ik mijn leven een goede wending wil geven. Nadat ik gestopt ben met roken, ben ik welmeer gaan drinken. Ik bereid mij nu voor op mijn overplaatsing naar De Hoop in Dordrecht.
Overigens was ik er niet van op de hoogte dat veel drinken van invloed kan zijn op het creatininegehalte.

3. De beoordeling
Klager heeft op 9 januari 2004 een urinecontrole ondergaan. Bij onderzoek bleek dat het creatininegehalte van klagers urine op 1,6, en daarmee beneden de daarvoor gestelde grenswaarde van 2,0 lag, hetgeen duidt op verdunde urine.Daardoor is een goed onderzoek van de urine niet mogelijk en is fraude aannemelijk. Klager heeft voorafgaand aan de afgifte van urine naar zijn zeggen niet overmatig veel gedronken en hij heeft aangegeven niet te hebben geweten datveel drinken de uitslag van een urinecontrole zou kunnen beïnvloeden. De beroepscommissie acht de stelling van klager, dat hij niet geweten heeft dat veel drinken de uitslag van een urinecontrole kan beïnvloeden, en dat het lagegehalte mogelijk te wijten is aan het feit dat hij veel sport en daardoor meer drinkt, hij niet meer rookt en weinig of geen koffie drinkt, niet aannemelijk. Niet kan daarom worden gezegd dat de aard en duur van de opgelegdedisciplinaire straf, rekening houdende met alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag moetalsnog ongegrond worden verklaard. Gelet op de ongegrondverklaring van het beklag is er geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, A.J. Dost en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven