Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0640/GA, 1 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/640/GA

betreft: [klager] datum: 1 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 31 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 22 maart 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Haarlem, welke op 26 maart 2004 is verzonden, voorzover deze de vaststelling betreft dat geen tegemoetkoming wordt toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming vastgesteld, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het niet tijdig reageren op verzoekbriefjes van klager voor een gesprek met de medische dienst en eentelefoongesprek met zijn advocaat, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft zowel fysieke als psychische schade opgelopen.

De directeur heeft, hoewel hem daarom is verzocht, zijn standpunt omtrent de
tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit het niet tijdig kunnen spreken van de medische dienst en het niet tijdig overleggen met zijn advocaat.

De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan
andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993,
kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de
desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.

De directeur heeft tegen het gegrond verklaarde beklag beroep ingesteld. In haar uitspraak
van 17 mei 2004 met kenmerk 04/641/GA, heeft de beroepscommissie de directeur echter
niet-ontvankelijk in zijn beroep verklaard. Voor de beoordeling van onderhavig beroep
betekent dit dat de beroepscommissie kan uitgaan van de overwegingen die aan de in
zoverre onherroepelijk geworden uitspraak van de beklagcommissie ten grondslag hebben
gelegen.

Ten aanzien van het niet tijdig reageren op verzoekbriefjes van klager voor een gesprek met de medische dienst wordt het volgende overwogen.
Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat het feit dat klager in een later stadium de medische dienst heeft kunnen bezoeken grond is voor het toekennen van een tegemoetkoming. Het beroep zal ten aanzienvan dit onderdeel dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen van € 10,=.

Ten aanzien van het niet mogen bellen met de raadsman wordt het volgende overwogen.
Uit de stukken is gebleken dat klager op 13 november 2003 een beschikking van de raadkamer van de rechtbank ontving waartegen gedurende drie dagen beroep mogelijk was. Klager heeft op 13 november 2003 op een voor hem cruciaalmoment, verzocht zijn advocaat te mogen bellen in verband met het eventueel instellen van beroep. Pas op 21 november 2003, derhalve ruimschoots nadat de beroepstermijn was verstreken, vond het telefoongesprek plaats. Gelet hierop isde beroepscommissie van oordeel dat aan klager een tegemoetkoming dient te worden toegekend. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat het feit dat er later wel contact tussen klager en zijn advocaat isgeweest, gelet op deze omstandingheden geen grond is voor het niet toekennen van een tegemoetkoming. Het beroep zal ook ten aanzien van dit onderdeel gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkomingvaststellen, namelijk € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal
€ 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
Op 1 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven