Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0495/GA, 26 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

.

nummer: 04/495/GA

betreft: [klager] datum: 26 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 maart 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 april 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw voornoemd, en [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager, die arbeidsongeschikt is, tijdens de voor de arbeid bestemde uren in de kantine van de werkzaal dient te verblijven.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is partieel arbeidsongeschikt. Hij is blind aan een van zijn ogen, aan het andere heeft hij een extreme stofallergie. Vanwege deze allergie is contact met stof funest voor het oog, dit oog gaat meteen irriteren en ontsteken.
Krachtens een op 5 januari 2004 ingevoerde regel op unit 6, dienen arbeidsongeschikte gedetineerden tijdens de arbeidsuren in de kantine van de werkzaal te verblijven. Doet de gedetineerde dit niet dan wordt hij ingesloten. Klagerkan vanwege zijn oogallergie niet in die kantine verblijven, omdat het daar erg stoffig is.
Klager heeft daaraan toegevoegd dat hij de arts heeft gevraagd of deze hem kon garanderen dat het in de kantine aanwezige stof niet tot irritatie van zijn oog zou leiden. Deze garantie kon klager niet gegeven worden.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tot januari 2004 was het gebruikelijk gedetineerden die arbeidsongeschikt waren op hun eigen afdeling te laten. Zij werden niet ingesloten op hun cel. Omdat het aantal gedetineerden met een arbeidsongeschiktheidsstatus enorm istoegenomen, is dit wat de orde en veiligheid betreft niet meer mogelijk. Per 1 januari 2004 worden deze gedetineerden daarom, samen met de andere gedetineerden van hun paviljoen, meegenomen naar de kantine van de werkzaal, alwaar ermet een beperkt aantal personeelsleden beter toezicht gehouden kan worden. Uiteraard mag een arbeidsongeschikte gedetineerde ook op zijn cel blijven.
Vanwege klagers oogaandoening is overleg geweest met de inrichtingsarts. Deze heeft aangegeven dat er voor klager medisch geen bezwaar is zich in deze kantine te bevinden. Zou dit wel het geval zijn geweest, dat had klagerovergeplaatst kunnen worden naar een afdeling met een kleinere setting.

3. De beoordeling
De directeur heeft bij zijn beslissing om klager gedurende de voor de arbeid bestemde uren met de andere arbeidsongeschikte gedetineerden in de kantine van de werkzaal -waar inpakwerkzaamheden worden verricht- te plaatsen navraaggedaan bij de inrichtingsarts. Het antwoord op de vraag van de directeur naar medische contra-indicaties was negatief. Een verdergaande onderzoeksplicht naar medische contra-indicaties heeft de directeur niet, tenzij aannemelijk zouzijn dat het oordeel van de inrichtingsarts onnauwkeurig of onjuist zou zijn. Hiervan is niet gebleken. Dat maakt dat niet kan worden gezegd dat de onderhavige beslissing van de directeur is genomen in strijd met een wettelijkvoorschrift, dan wel dat die beslissing bij afweging van alle betrokken belangen onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. U. van de Pol en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven