Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0222/GA, 25 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/222/GA

betreft: [klager] datum: 25 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 2 februari 2004, van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 april 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw voornoemd, en [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft klagers overplaatsing van afdeling 6J naar afdeling 6D.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de overplaatsing van afdeling 6J naar 6D omdat dit een zogenoemde strafgang betreft, waar klager zeer beperkt zijn cel mocht verlaten. Klager verbleef -na van afdeling 3 te zijn weggeplaatst- op deinkomstenafdeling. In de periode tussen 5 september 2003, datum plaatsing inkomstenafdeling 6J, en 9 september 2003, datum overplaatsing naar 6D, zou hij zich op zodanige wijze hebben gedragen dat dit reden vormde voor deoverplaatsing. Blijkens de stukken kenmerkte zijn gedrag zich in die periode door het vragen van aandacht en niet door het misleiden dan wel splitten van personeel. Niet valt in te zien waarom dergelijk gedrag tot(straf)overplaatsing zou moeten leiden, nu geen sprake is van strafwaardig gedrag. Op 30 oktober 2003 is klager overgeplaatst naar afdeling 6H, een reguliere afdeling waar klager onderwijs krijgt, de mogelijkheid heeft om zelf tekoken en waar hij minder wordt ingesloten.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De afdelingen 6C en 6D zijn bedoeld voor gedetineerden die extra zorg nodig hebben en enige correctie behoeven. In de volksmond wordt 6D de strafgang genoemd, maar hiervan is geen sprake. Klager is dan ook niet op maatregelgeplaatst en hem zijn geen beperkingen opgelegd. Het is een afdeling met een kleine setting maar met een algeheel regime. Hij is enkel geplaatst ter observatie. Op deze afdeling zitten 3 à 6 gedetineerden.
Op basis van de rapportage gedurende klagers verblijf op afdeling 3 en op afdeling 6J is besloten klager tijdelijk op afdeling 6D te plaatsen ter observatie. Er is dus niet enkel gekeken naar klagers gedrag vanaf het moment dat hijop afdeling 6J werd geplaatst, maar ook de rapportage omtrent klagers gedrag gedurende zijn verblijf op afdeling 3 is medebepalend geweest.
Op afdeling 6D wordt ook onderwijs gegeven, het dagprogramma is verder gelijk, alleen zijn er minder faciliteiten.

3. De beoordeling
Aan de orde is de vraag of de interne overplaatsing van klager van afdeling 6J naar 6D in strijd is met een wettelijk voorschrift, dan wel bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk of onbillijk is. Deonderhavige beslissing tot interne overplaatsing is geen afzondering zoals bedoeld in artikel 23 Pbw en hiervoor gelden derhalve niet de daaraan verbonden formele eisen. Sprake is van een beslissing tot overplaatsing binnenhetzelfde regime, aan welke beslissing de wet geen formele eisen stelt. Gegeven het gedrag van klager en diens uitlatingen heeft de directeur tot meergenoemde overplaatsing, bedoeld om klager in een kleine setting beter te latenfunctioneren en beter te kunnen observeren, kunnen komen. Niet gezegd kan worden dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet dan wel als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalveongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. U. van de Pol en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 25 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven