Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0573/GA, 25 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 04/573/GA

betreft: [klager] datum: 25 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 1 maart 2004van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 mei 2004 gehouden in de locatie Zoetermeer zijn gehoord klager en namens de unit-directeur mw. [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het zoek raken van klagers eigendommen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De overwegingen, die door de beklagcommissie in haar uitspraak worden gebezigd, zijn feitelijk niet juist. De bezoekers hebben geen verzamellijst uitvoer getekend, waarop de uitvoer gespecificeerd is aangegeven. De beklagcommissieacht het aannemelijk dat de bezoeker alle voorwerpen, behalve de tv, heeft uitgevoerd. De beklagcommissie gaat er echter aan voorbij dat klager nog voorwerpen mist. Klager heeft nogmaals een verzoek tot uitvoer gedaan, omdat hem nade eerste poging tot uitvoer door het bad was gezegd dat er nog van alles in het bad lag.

Namens de unit-directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij de eerste uitvoer op 12 december 2003 is een fout gemaakt door het personeel. Klager heeft een verzoek tot uitvoervan een gedeelte van zijn fouillering gedaan en het personeel is overgegaan tot uitvoer van alle voorwerpen in klagers fouillering. Alle voorwerpen zijn echter bij klager terecht gekomen. Op de verzamellijst uitvoer is nietgespecificeerd welke voorwerpen zijn uitgevoerd.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om uitvoer van een gedeelte van de voorwerpen, die zich in zijn fouillering bevonden. Door de inrichting is erkend dat vervolgens het bad abusievelijk is overgegaan tot uitvoer van alle voorwerpen in klagersfouillering. Op de verzamellijst, die getekend is door de bezoeker, zijn de uitgevoerde voorwerpen niet gespecificeerd. Weliswaar wordt door de unit-directeur gesteld dat alle zich in de fouillering bevindende voorwerpen bij klagerterecht zijn gekomen, maar klager heeft daarentegen concreet aangegeven welke voorwerpen hij nog steeds mist. Nu door de inrichting niet nader is geregistreerd c.q. gespecificeerd welke voorwerpen uit klagers fouillering zijnuitgevoerd, komt de vermissing van een gedeelte van die voorwerpen voor rekening en risico van de directeur.
Derhalve zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 10,= worden toegekend. In dit verbandwordt overwogen dat de tegemoetkoming niet bedoeld is als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan, indien daartoe gronden aanwezig worden geacht. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven