Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0976/SGA, 19 mei 2004, schorsing
Uitspraakdatum:19-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/976/SGA

betreft: [klager] datum: 19 mei 2004

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingedienddoor mr. A.W. Syrier, advocaat te Nieuwegein, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het huis van bewaring (h.v.b.) Zeist.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voornoemd h.v.b., inhoudende de plaatsing van verzoeker op een meerpersoonscel,het tijdens de bezoeken gehanteerde kledingbeleid en –zo verstaat de voorzitter – van de beslissing tot plaatsing in een inrichting met een sober regime.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 14 mei 2004 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 18 mei 2004 en de telefonische nadere inlichtingen van de directeur d.d. 19 mei 2004.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Het namens verzoeker ingediende verzoekschrift is niet toegelicht. Verwezen is naar het klaagschrift, welke het volgende inhoudt:
Verzoeker is binnen het kader van het sober regime van beperkte gemeenschap met een medegedetineerde in één cel geplaatst. Dit is in strijd met artikel 21 Pbw, niet in de laatste plaats omdat verzoeker daarmee niet heeft ingestemd.Er heeft bovendien nooit een onderzoek plaatsgevonden naar de (medische) geschiktheid van verzoeker en zijn celgenoot voor het delen van een cel.
Verzoeker is verplicht om tijdens bezoeken, zowel ambtelijke als privé, uniforme inrichtingskleding te dragen. Dit is in strijd met artikel 44, tweede lid Pbw.

Uit de inlichtingen van de directeur komt het volgende naar voren.
Verzoeker verblijft in een huis van bewaring met een regime van algehele gemeenschap. Op basis hiervan is het insluiten van gedetineerden in een meerpersoonscel toelaatbaar. Verzoeker werd door de selectiefunctionaris in het huisvan bewaring geplaatst. Van het recht om binnen zeven dagen na plaatsing beklag te doen over de beslissing van de selectiefunctionaris is geen gebruik gemaakt.
Gedetineerden mogen te allen tijde hun eigen kleding aanhouden als zij naar het bezoek gaan. Omwille van de herkenbaarheid worden zij verplicht om tijdens het bezoek een hesje te dragen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan wordenonderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is omthans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.
Het huis van bewaring Zeist is aangewezen als een inrichting met een standaardregime van algehele gemeenschap. Artikel 20, tweede lid, van de Pbw luidt, voorzover hier van belang:
- 1. (...)
- 2. In een regime van algehele gemeenschap kunnen gedetineerden worden verplicht zich tijdens de maaltijden, gedurende bezoektijden voor zover zij geen bezoek ontvangen, alsmede gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen, inhun verblijfsruimte op te houden. Deze ruimte is voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemd. (...)

In de Memorie van Toelichting op de Pbw (Kamerstukken II, 1990/91, 21 634,
nr 2, blz 4/5) heeft de minister daaromtrent – voor zover hier van belang – opgemerkt:(...) Het voorgestelde artikel 20, tweede lid, maakt het mogelijk om in overeenstemming met de huidige situatie in het gevangeniswezen ininrichtingen met een regime van algehele gemeenschap, verblijfsruimten te bestemmen voor de onderbrenging van meer dan één gedetineerde. (...) Het voorgestelde onderscheid tussen persoonlijke en gemeenschappelijke verblijfsruimten isin overeenstemming met de internationale normen ter zake. Zo stelt artikel 14 van de European Prison Rules weliswaar de onderbrenging van personen gedurende de nacht in individuele cellen voorop, maar staat het ook gezamenlijkgebruik van accommodatie toe voor zover de betrokken gedetineerden hiervoor geschikt worden geacht. (...)

Uit hetgeen hiervoor is vermeld volgt mede dat in een inrichting selectiecriteria moeten worden ontwikkeld, die worden toegepast bij de beoordeling van de geschiktheid van de individuele gedetineerde voor plaatsing in eenmeerpersoonscel. Blijkens de telefonische inlichtingen van de directeur worden in het h.v.b. dergelijke selectiecriteria toegepast.

Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de onderhavige beslissing van de directeur om klager in een meerpersoonscel te plaatsen naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in strijd is met een voor de inrichting geldendwettelijk voorschrift, terwijl – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – ook niet kan worden gezegd dat die beslissing zodanig onredelijk of onbillijk moet worden geacht, dat er een spoedeisend belang is om thansover te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Hetgeen door verzoeker daaromtrent naar voren is gebracht doet daaraan niet af. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Ten aanzien van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van het voorschrift om tijdens bezoek inrichtingskleding te moeten dragen geldt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dat hier, nu verzoeker tijdens debezoekmomenten zijn eigen kleding mag dragen en daaroverheen (in verband met de herkenbaarheid) een inrichtingshesje dient te dragen, sprake is van een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel isen er dus geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Verzoeker kan daarom in dit onderdeel van het verzoek niet worden ontvangen.

Plaatsingsbeslissingen als die waarop het verzoek ziet, zijn voorbehouden aan de selectiefunctionaris en mitsdien geen beslissingen van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Om die reden kan klager ook nietworden ontvangen in dit onderdeel van het verzoek.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van de plaatsing in een meerpersoonscel af en verklaart verzoeker voor het overige niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Aldus gedaan door mr. D.J. Dee, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 mei 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven