nummer: 04/667/GV
betreft: [klager] datum: 4 mei 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 maart 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister), waarvan niet bekend is op welke datum deze aan klager is uitgereikt,
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager ambtshalve strafonderbreking verleend voor de maximale duur van drie maanden.
De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft inmiddels tien dagen uitgezeten op het politiebureau te Capelle aan den IJssel. Hij heeft er spijt van, wil alles afsluiten en een nieuw leven beginnen; ook omdat hij zijn ouders heel veel verdriet heeft aangedaan.Klager zou het liefst zich weer midden april, begin mei melden.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt nader toegelicht.
Als gevolg van capaciteitsproblemen is aan klager ambtshalve strafonderbreking verleend. In de beschikking is opgenomen dat klager zich op 22 juni 2004 weer terug dient te melden bij het politiebureau, waarna plaatsing volgt in eenpenitentiaire inrichting. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden dan bestaat de mogelijkheid om een verzoek in te dienen de voortzetting van de straf te vervroegen of naar een later tijdstip te verschuiven. Tevens kan bijeen dergelijk verzoek de mogelijkheid worden onderzocht voor rechtstreekse melding bij een beperkt beveiligde inrichting. Indien klager er de voorkeur aan geeft om op zeer korte termijn aan te vangen met het ondergaan van hetresterend deel van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf, kan hij daartoe contact op nemen met het in de toelichting vermelde telefoonnummer.
2. De beoordeling
Op grond van artikel 72, tweede lid, Pbw heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen bij de beroepscommissie.
Onder gedetineerde wordt in artikel 1, onder e, Pbw verstaan een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt.
Klager, aan wie strafonderbreking is verleend waarbij de tenuitvoerlegging van de straf wordt geschorst en die ten tijde van het indienen van zijn beroepschrift niet in detentie verbleef, valt niet onder voornoemde begripsbepaling.De beroepscommissie is van oordeel dat een redelijke toepassing van de wet met zich brengt dat klager, die niet om de strafonderbreking heeft gevraagd, ontvankelijk is in zijn beroep.
Op grond van artikel 570b, eerste lid, Wetboek van Strafvordering kan de Minister de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf onderbreken op verzoek van de betrokkene of ambtshalve.
De beslissing van de Minister tot het ambtshalve verlenen van strafonderbreking aan klager is, gelet op voornoemd artikel 570b, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, niet in strijd met de wet.
De beroepscommissie overweegt dat de Minister bij zijn beslissing tot heenzending van klager geen rekening heeft gehouden met diens persoonlijke omstandigheden. Dat dergelijke beslissingen als gevolg van capaciteitsproblemen zeerfrequent en snel moeten worden genomen, doet aan het vorenstaande niet af. Nu de Minister naar aanleiding van klagers beroepschrift heeft meegedeeld rekening te willen houden met de persoonlijke situatie van klager en dat hij,indien klager op zeer korte termijn aan wenst te vangen met het ondergaan van het resterend deel van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf dit telefonisch kan verzoeken [telefoonnummer, functionaris}, zal het beroep ongegrond wordenverklaard.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 mei 2004
secretaris voorzitter