Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0475/TP, 3 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/475/TP

betreft: [klager] datum: 3 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 10 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 1 maart 2004 verlengd tot en met 29 mei 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 26 september 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
Bij brief d.d. 18 september 2003 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 7 maart 2003 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem opgelegdetbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 26 februari 2004, uitgereikt aan klager op 3 maart 2004, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 1 maart 2004met drie maanden is verlengd tot en met 29 mei 2004. Klager is terzake gehoord op 23 februari 2004.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 6 maart 2004.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen.

3. De standpunten
Klager heeft beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de bestreden beslissing. Anderen, die hun straf er nog lang niet op hebben zitten, konden toch al in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klager, die zijn strafer al op heeft zitten, krijgt op geen enkele wijze voorrang bij plaatsing en wordt extra gestraft. In het begin van zijn straf was klager de kluts kwijt en opgebrand. Hij is thans aan de beterende hand. Hij is zijn medicatie, inoverleg met de arts, aan het afbouwen en dat gaat goed. Klager voelt zich goed en wil aan zijn probleem werken. In de p.i. komt klager geen stap verder. Om zijn leven weer op te bouwen zal hij geplaatst moeten worden in eentbs-inrichting.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu de beslissing niet tijdig aan klager is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrent detentieongeschiktheid vanuit het Psycho Medisch Overleg (PMO) van de p.i. Achterhoek ontvangen.Blijkens de overgelegde medische verklaring is het wel verantwoord dat klager langer in een p.i. verblijft.

4. De beoordeling
Klager is op 23 februari 2004 gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 1 maart 2004 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 26 februari 2004, welke op 3 maart 2004 derhalve na het verstrijken van dewachttermijn aan klager is uitgereikt, geïnformeerd over de verlenging daarvan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Ministertot verlenging van de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager was ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hemtevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring d.d. 21 januari 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Zutphen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in de p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 1maart 2004 tot 6 maart 2004, de datum van aanvang van klagers tbs en passantentermijn.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid,Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

Overigens wordt nog overwogen dat de omstandigheid dat na het nemen van de bestreden beslissing op 6 maart 2004 de tbs van klager is aangevangen niet afdoet aan het oordeel dat ten tijde van het verstrijken van de onderhavigewachttermijn nog verlenging krachtens artikel 76 PBW mogelijk was. Wel dient hij vanaf 6 maart 2004 te worden beschouwd als tbs-passant in de zin van artikel 12 Bvt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 1 maart 2004 tot 6 maart 2004.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven