Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0676/GV, 26 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/676/GV

betreft: [klager] datum: 26 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 5 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 maart 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij heeft geweigerd een urinecontrole te ondergaan omdat hij bang was dat er met zijn urine gerommeld zou worden, aangezien dat -naar zijn idee- al eens eerder was gebeurd. Hiertegen heeft hij beklag ingediend. Klager was niet op dehoogte van de consequentie van het weigeren van een urinecontrole.
Hij wil graag strafonderbreking teneinde zijn nieuwe woning in te richten en zijn vrouw en vijf kinderen bij te staan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager genoot regimair verlof in een beperkt beveiligde inrichting. Doordat hij zijn medewerking weigerde aan een urinecontrole, hetgeen gelijkgesteld is aan harddrugsgebruik, is hij teruggeplaatst naar een gesloten inrichting.
Strafonderbreking kan alleen worden verleend in zeer bijzondere gevallen en wegens zodanige omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Van dergelijke omstandigheden is nietgebleken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 90 dagen met aftrek, wegens overtreding van de opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 35 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12juni 2004. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 10 dagen te ondergaan.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto 23 kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner of kind.
De beroepscommissie overweegt dat door klager geen (medische) stukken zijn overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid, dat gelet op de thuissituatie sprake is van een noodzaak als bedoeld in de Regeling tot het verlenen vanstrafonderbreking. De omstandigheid dat klager zijn nieuw toegewezen woning wil (helpen) inrichten is daartoe eveneens niet toereikend.
De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is reeds hierom niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven