Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0633/GV, 26 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/633/GV

betreft: [klager] datum: 26 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 31 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. deVos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 maart 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De inhoud van de beslissing van de selectiefunctionaris geeft er geenszins blijk vandat de aangevoerde omstandigheden zijn beoordeeld, ontbeert derhalve een deugdelijke motivering en kan daarom niet in stand blijven. Klager heeft verzocht om zijn straf te onderbreken in verband met voor hem nijpende omstandigheden.Hij zal anders zijn woning verliezen. Klager is door de rechtbank tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld, terwijl het openbaar ministerie oplegging van de maatregel tbs met dwangverpleging had gevorderd. Het openbaar ministerieheeft beroep aangetekend en de behandeling van het beroep is door het gerechtshof aangehouden in verband met plaatsgebrek en tijdgebrek. Thans is klager gedetineerd op grond van boetevonnissen. De rechtbank heeft in haar vonnismeegewogen dat klager ondanks zijn ziektebeeld steeds in staat is geweest om zijn uitkering en zijn woning te behouden. Indien klager dakloos is, zal zijn ziektebeeld een zwaardere wissel trekken op zijn maatschappelijk functionerenen er wellicht andermaal problemen te vrezen zijn. Strafonderbreking zou klagers resocialisatie dienen. De beslissing ontbeert een belangenafweging.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers advocaat heeft het verzoek tot strafonderbreking gedaan voor de duur van drie maanden, opdat klager dan drie maanden gebruik zou kunnen maken van een bijstandsuitkering en daarmee zijn huur zou kunnen betalen. Dit is geengrond als vermeld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waarop strafonderbreking kan worden verleend. Er is sprake van een openstaande hoger beroepszaak. Het openbaar ministerie is in appèl gegaan tegen de uitspraakvan de rechtbank inhoudende dat klager tot een gevangenisstraf van een jaar wordt veroordeeld. Het openbaar ministerie had tbs met dwangverpleging gevorderd. Behandeling van het hoger beroep is gepland op 19 mei 2004. Met ingang van29 oktober 2003, klagers v.i.-datum, worden vervolgvonnissen tenuitvoergelegd, te weten een gevangenisstraf van 90 dagen en in verband met 30 zaken 69 dagen subsidiaire hechtenis. Op 1 juli 2004 zal deze detentie zijn geëindigd.Onduidelijk is dan of klager in verband met de hoger beroepszaak preventief gehecht is of afgestraft. Er is sprake van verhoogd recidivegevaar. Het uittreksel uit het Justitieel documentatieregister telt momenteel achttien pagina’s.De delicten, die daarop worden vermeld, betreffen onder meer overtreding van de Opiumwet, vermogensdelicten, poging tot zware mishandeling, overtreding van de Wet wapens en munitie. Daarnaast heeft klager (medische) zorg nodig.Klager heeft hand in hand begeleiding nodig, moet steeds worden gedwongen om zichzelf te verzorgen. Hij verbleef steeds op de bijzondere zorgafdeling. Hij neemt onregelmatig zijn medicatie in en moet daartoe gedwongen worden enonder toezicht medicatie innemen. Er is sprake van een recidiverende psychotische stoornis. Klager ontwikkelt paranoïde betrekkingsideeën en projecteert eigen angsten op de ander waarna hij de ander aanvalt. Tijdens deze detentieheeft zich een dergelijke situatie ook voorgedaan. Een medegedetineerde, die klagers cel inliep, is door klager bedreigd met een broodmes. Klagers gedrag laat niet toe dat hij onbegeleid tijdelijk de inrichting kan verlaten.

3. De beoordeling
Klager ondergaat momenteel een gevangenisstraf van 90 dagen, wegens bedreiging met zware mishandeling en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Aansluitend dient hij een subsidiaire hechtenis van in totaal 69 dagen te ondergaan,welke eindigt op 1 juli 2004.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (de Regeling), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeervan de gedetineerde dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Hierin is niet vermeld hetgeen klager met zijnstrafonderbreking beoogt te realiseren, zoals boven onder 2 weergegeven.
Daarnaast vormen klagers veelvuldige recidive, de omstandigheid dat klager op 19 mei 2004 voor het gerechtshof dient te verschijnen in verband met het door de officier van justitie ingestelde beroep tegen het strafvonnis van derechtbank en het feit dat klager slecht voor zichzelf kan zorgen, onregelmatig antipsychotica inneemt en anderen uit angst aanvalt forse contra-indicaties voor iedere vorm van verlofverlening en rechtvaardigen deze een afwijzing vanklagers verlofaanvraag.
Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b., c., e., h. en i. van de Regelingevenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven