Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0074/TP, 22 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/74/TP

betreft: [klager] datum: 22 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 15 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 8 januari 2004 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 31 december 2003 verlengd tot en met 29 maart 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 31 oktober 1994 veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 5 februari 1996. Hij is op 11 augustus 1997 geplaatst in de dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht (hierna: de Van der Hoevenkliniek). Klager heeft van eind juli 2001 tot11 april 2002 te Utrecht gewoond in een zelfstandige woning van de Van der Hoevenkliniek. Op 11 april 2002 heeft hij zich onttrokken aan de tbs. Klager is 15 maanden ongeoorloofd afwezig geweest. Hij is op 4 juli 2003 aangehouden eningesloten. Sedert 9 juli 2003 verblijft hij als tbs-passant in de penitentiaire inrichting (p.i.) De Boschpoort te Breda, op een reguliere afdeling.
Klager is op 6 januari 2004 gehoord over de voorgenomen verlenging van de onder 1. genoemde termijn (de passantentermijn). De Minister heeft bij beschikking d.d. 8 januari 2004 besloten tot de verlenging van klagerspassantentermijn. De Minister heeft d.d. 24 februari 2004 een medische verklaring aangevraagd bij de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Breda omtrent klagers geschiktheid om langer in een p.i. te verblijven. Deze FPD heeft op 27februari 2004 bedoelde medische verklaring uitgebracht.
De Minister beoogt heropname van klager in de Van der Hoevenkliniek, maar had ten tijde van het instellen van het beroep nog niet beslist over de herplaatsing van klager aldaar.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Hij kan zich niet verenigen met de verlenging van zijn passantentermijn. Zijn situatie is anders dan die van de meeste tbs-passanten. Hij heeft ruim tien maanden onbegeleid buiten de Van der Hoevenkliniek gewoond. Vervolgens heefthij zich aan de tbs onttrokken omdat hij het niet meer zag zitten en naar zijn vrijheid verlangde. Hij kon de detentie na acht jaar niet langer volhouden. Het is niet strafbaar om weg te lopen uit de tbs. Klager is in dedaaropvolgende periode van vijftien maanden in de vrije maatschappij niemand tot last geweest. Hij heeft netjes gewerkt, belasting en sociale premies betaald en heeft zich niet schuldig gemaakt aan enig misdrijf. Ten tijde van zijnaanhouding op 5 juli 2003, bij een algemene identiteitscontrole, kon hij bij zijn werkgever een vaste dienstbetrekking krijgen.
In de contra-expertiserapportage van de deskundigen dr. [...] en dr.[...] van november 2001 hebben deze deskundigen aangegeven dat klager geresocialiseerd moest worden. De rechtbank te Den Haag heeft dit in zijn vonnis van 19 februari2002 overgenomen en heeft de tbs met één jaar verlengd.
Klager heeft laten zien dat hij ruim twee jaar in de samenleving heeft gefunctioneerd zonder incidenten en heeft aldus bewezen geen gevaar meer te vormen voor de samenleving. Als men volgens de regels met proefverlof gaat wordt detbs in de regel na één jaar goed functioneren beëindigd. Klager beseft dat hij de reguliere weg niet heeft gevolgd en het misschien heeft verknald door weg te lopen. Hij hoopt echter dat men de positieve kanten van zijn situatie wilzien. Klager begrijpt niet waarom hij thans weer als tbs-passant wordt vastgehouden. Hij zou graag zien dat gekeken wordt naar de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de tbs of dagbehandeling.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - als volgt op het beroepschrift gereageerd.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, omdat klager niet tijdig is gehoord over de voorgenomen verlenging van zijn passantentermijn en omdat de bestreden verlengingsbesling niet tijdig aan hem is medegedeeld.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Het grote tekort aan tbs-plaatsen heeft in het algemeen als gevolg dat de wachttijden tot opname in een tbs-inrichting lang zijn. Er is geen aanleiding te besluiten dat voorrang gegeven zoumoeten worden gegeven aan klagers plaatsing in een tbs-inrichting boven plaatsing van andere tbs-gestelden, die even lang of reeds langer op plaatsing wachten. Klager heeft uit eigen beweging de tbs-behandeling voor lange duurverlaten. Hij wacht sinds 4 juli 2003 op herplaatsing in de Van der Hoevenkliniek. Na zijn arrestatie en insluiting stelt klager zich blijvend afwijzend op tegen hervatting van zijn tbs-behandeling. Dit kan blijken uit het aan deberoepscommissie overgelegde verlengingsadvies d.d. 20 februari 2004 van de Van der Hoevenkliniek. Medewerkers van deze kliniek hebben meermalen geprobeerd contact met klager te leggen, maar klager heeft hierop vooralsnog afwijzendgereageerd. Deze kliniek zal blijven pogen klager te bewegen tot een andere houding ten aanzien van de hervatting van zijn behandeling.
Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden als tbs-passant in de p.i. De Boschpoort te Breda, op een reguliere afdeling. Deze duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkelegrond onredelijk en onbillijk is.
Klager heeft in de p.i. geen hoger niveau van zorg nodig. De Minister heeft geen signalen vanuit de p.i. ontvangen die er op duiden dat klagers psychische conditie zodanig is dat hij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moetworden aangemerkt.
Uit de medische verklaring d.d. 27 februari 2004 komt naar voren dat klager zich in de huidige detentiestructuur goed kan handhaven, geen aanpassingsproblemen heeft en gelet op zijn psychische conditie geschikt is om langer in eenp.i. te verblijven.

4. De beoordeling
Aan klager is de maatregel van tbs met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. De door klager gewenste modaliteiten van verpleging kunnen in de onderhavige procedure niet aan de orde komen. Klager kan zijn visie hieromtrentvoorleggen aan de rechter die over de verlenging van de tbs oordeelt.

Klager is formeel een passant ter herplaatsing in een tbs-inrichting. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat het bepaalde in artikel 12 Bvt omtrent de passantentermijn en de verlenging daarvan geldt ten aanzien van alle in eenpenitentiaire inrichting verblijvende tbs-passanten, derhalve ook voor tbs-passanten ter herplaatsing.

Klager is op 6 januari 2004 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 31 december 2003 is verstreken. Bij brief d.d. 8 januari 2004 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende aannemelijk geworden dat klager ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet kon worden teruggeplaatst in de Van derHoevenkliniek, terwijl het streven van de Minister er op is gericht klager aldaar wederom te plaatsen en deze kliniek bereid is klagers wederom behandeling aan te bieden.

De beroepscommissie acht in beginsel in het geval van een herplaatsing na een ontvluchting een passantentermijn met een duur van negen maanden niet onredelijk of onbillijk. Nu klager ten tijde van het nemen van de bestredenbeslissing zes maanden als tbs-passant in een p.i. verbleef en door die beslissing de duur van zijn passantentermijn niet een duur van negen maanden overschrijdt, kan niet worden geoordeeld dat sprake is van een zodanig lange duurdat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.

Uit de medische verklaring d.d. 27 februari 2004 van de FPD te Breda blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd met het tijdvak van 31 december 2003 tot en met 29 maart 2004. Nu de bestreden beslissing d.d. 8 januari 2004 op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde inartikel 66, derde lid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing en bepaalt derhalve dat de termijnwaarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 31 december 2003 tot en met 29 maart 2004.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 22 april 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven