nummer: 04/355/TA
betreft: [klager] datum: 22 april 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 25 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de vaststelling van een tegemoetkoming bij uitspraak d.d. 12 februari 2004 van de beklagcommissie bij de TBS-kliniek de Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 5,= vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende schending van klagers recht tijdig post te ontvangen, op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
De tegemoetkoming ad € 5,= is te gering, omdat daarmee klagers financiële schade niet wordt tenietgedaan. Klager heeft een aantal acceptgiro’s betreffende hem door de Nederlandse Spoorwegen (NS) opgelegde boetes -wegens het reizenzonder geldig treinkaartje- en verhogingen van die boetes pas drieëneenhalve maand na de verzending door de NS ontvangen. De acceptgiro’s waren geadresseerd aan de inrichting, waar klager toen niet verbleef. De boetes vanaanvankelijk in totaal ongeveer € 200,= zijn in bedoeld tijdvak wegens het achterwege blijven van betaling verhoogd tot € 432,=. Klager stelt zich op het standpunt dat de verhogingen ad € 232,= zijn te wijten aan de nalatigheid vande inrichting om de acceptgiro’s tijdig naar hem door te zenden. Klager wenst dit bedrag van de verhogingen van de inrichting terug te ontvangen.
Het hoofd van de inrichting heeft daarop als volgt gereageerd.
Klager heeft tijdens ongeoorloofde afwezigheid uit de inrichting boetes opgelopen wegens zwartrijden in de trein. De ongeoorloofde afwezigheid duurde van 27 september 2002 tot zijn aanhouding op 4 december 2002. Op 31 januari 2003is klager heropgenomen in de Kijvelanden. Klager had via zijn advocaat kunnen vragen om toezending van de acceptgiro’s, die bij de afdeling de Blink van de inrichting zijn binnengekomen. Het unithoofd van de Blink heeft deacceptgiro’s na klagers aanhouding verstuurd naar het huis van bewaring waar klager toen verbleef. De inrichting acht zich niet aansprakelijk voor het oplopen van klagers schuld wegens het zwartrijden. Bovendien is klagers verhaalten aanzien van de hoogte van de opgelopen boetes niet geloofwaardig.
3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een als beslissing aan te merken verzuim om te handelen
niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak.
Dit ongemak bestond blijkens de beslissing van de beklagcommissie voor klager uit het niet tijdig ontvangen van poststukken.
De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding. Daarvoor staan andere wegen open. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan het hoofd van dedesbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de toegekende tegemoetkoming juist is. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 22 april 2004.
secretaris voorzitter