Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2653/TV, 8 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2653/TV

betreft: [klager] datum: 8 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 19 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager, raadsman mr. P.J. Zandt

gericht tegen een beslissing d.d. 10 november 2003 van het hoofd van de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) De Meren te Amsterdam, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord mr. P.J. Zandt namens klager en het hoofd van de inrichting prof. dr. [...]. Hiervan is hetaangehechte verslag opgemaakt.
Klager heeft er van afgezien in persoon ter zitting aanwezig te zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het hoofd van de inrichting heeft op 10 november 2003 beslist klagers proefverlof in te trekken.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 12 april 1995 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De tbs is van februari 1997 tot 2 december 2000 ten uitvoergelegd in hetForensisch Psychiatrisch Circuit (FPC) van de GGz Eindhoven. Vanaf 2 december 2000 heeft klager in het kader van woonverlof verbleven in de pre-FPK De Meren te Santpoort. Dit woonverlof is op 16 maart 2001 omgezet in proefverlof.Het proefverlof heeft vanaf mei 2001 plaatsgehad vanuit de afdeling “resocialisatie” van FPK De Meren te Amsterdam. De Minister van Justitie heeft klager op 11 juni 2003 formeel in de FPK De Meren te Amsterdam geplaatst. Op 10november 2003 heeft het hoofd van de FPK De Meren klagers proefverlof ingetrokken; vervolgens heeft de Minister van Justitie de machtiging tot dit proefverlof ingetrokken.

3. De standpunten
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft niet eerder dan op 12 november 2003 kunnen kennisnemen van de bestreden beslissing. Hij kan zich niet verenigen met de intrekking van zijn proefverlof.
Het hoofd van de inrichting kan het proefverlof intrekken op de wettelijke gronden, zoals vermeld in artikel 51, derde lid, jo. artikel 50, derde lid, van de Bvt.
Uit het besluit blijkt echter niet op welke grond het proefverlof in dit geval is ingetrokken. De motivering van het besluit schiet derhalve tekort.
Noodzakelijk is dat de maatschappelijke veiligheid in het geding is. Uit de voorhanden stukken en het intrekkingsbesluit blijkt niet van enig delict- en/of recidivegevaar op grond waarvan de maatschappelijke veiligheid in het gedingis.
Voor het geval dat uit het bestreden besluit moet worden afgeleid dat de intrekking is gebaseerd op de ongeoorloofde afwezigheid van klager, waardoor een bepaalde proefverlofvoorwaarde niet zou zijn nagekomen, heeft klager opgemerktdat de proefverlofvoorwaarden nimmer met hem zijn besproken en nimmer schriftelijk aan hem zijn ter hand gesteld. Die voorwaarden moeten volgens artikel 55 Rvt bij aanvang van het proefverlof aan de tbs-gestelde worden ter handgesteld. Klager was daardoor niet of onvoldoende op de hoogte van de consequenties van zijn ongeoorloofde afwezigheid. Er waren, blijkens het voortgangsverslag tbs-proefverlof d.d. 21 augustus 2003, controverses met betrekking tothet vrijhedenbeleid van klager. Voor hem was het volstrekt onduidelijk welke vrijheden hij genoot en de bijzondere voorwaarde dat klager zich heeft te houden aan afspraken met betrekking tot het vrijhedenbeleid kan hem danonmogelijk worden tegengeworpen.
Nu aan klager niet of onvoldoende is gebleken dat hij één of meer proefverlof-voorwaarden heeft overtreden kan de intrekkingsbeslissing ook niet op die grond worden gebaseerd.
Subsidiair is namens klager het volgende aangevoerd.
De intrekkingsbeslissing overschrijdt de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit. Klagers proefverlof is aanvankelijk geruime tijd probleemloos verlopen. Klager heeft echter de pech gehad dat hij ernstig verliefd isgeworden op een medepatiënte. Klager heeft enige tijd een relatie met deze patiënte gehad, totdat zij hem heeft afgewezen. Deze aangelegenheid heeft hem op dat moment helemaal in beslag genomen en totaal ontregeld. De ongeoorloofdeaanwezigheid hangt hiermee naar alle waarschijnlijkheid samen. Tijdens die afwezigheid hebben zich geen incidenten voorgedaan. Klager heeft tijdens die afwezigheid telefonisch contact met de kliniek onderhouden en is telkensvrijwillig naar de kliniek teruggekeerd. Het intrekkingsbesluit staat, gelet op voormelde omstandigheden, niet in redelijke verhouding tot klagers gedragingen. Klager is van mening dat het hoofd van de inrichting voor een andere,minder ingrijpende oplossing had behoren te kiezen. Eerdere ongeoorloofde afwezigheid - op 8 en 26 oktober 2001 - van klager is niet van invloed geweest op het voortduren van zijn proefverlof.
Uit de beslissing blijkt voorts niet welk belang is gediend bij de intrekking van het proefverlof. Dit is in strijd met het beginsel van een behoorlijke afweging van belangen.
Gevraagd wordt gelet op het vorenstaande het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen.

Het hoofd van de inrichting heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De brief d.d. 10 november 2003 aan het ministerie van Justitie over de intrekking van het proefverlof van klager is op 10 november 2003 in kopie aan klager uitgereikt. Deze brief vermeldt de beroepsmogelijkheid niet. Dezemogelijkheid is klager meteen mondeling medegedeeld en op 11 november 2003 schriftelijk aan hem bevestigd. De kliniek wil zich er niet op beroepen dat klager het beroep te laat heeft ingesteld.
Aan klager was proefverlof verleend bij zijn overplaatsing van het FPC van de GGz Eindhoven naar de toenmalige pre-FPK te Santpoort. Op verzoek van het FPC van de GGz Eindhoven is destijds een proefverlofplan opgesteld door deReclassering Nederland (RN). De RN heeft voorts de voortgang van het proefverlof geëvalueerd. Het laatste voortgangsverslag d.d. 2 juni 2003 is aan de beroepscommissie overgelegd.
Met klager was overeengekomen dat in het kader van het proefverlof gestreefd zou worden naar overplaatsing voor beschermd wonen. Perspectief op een zodanige plaatsing was aan het groeien. Klager diende zich echter te houden aan deafspraken omtrent onbegeleide vrijheden en van hem werd verwacht dat hij zich zou oriënteren op en zijn medewerking zou verlenen aan een zinvolle dag- en vrije tijdsbesteding. Klager heeft zich niet aan deze verlofvoorwaardengehouden.
Klager is een dertigjarige matig begaafde goedwillende man van Marokkaanse afkomst, met een zwakke persoonlijkheidsstructuur. Hij is nauwelijks in staat hoofd- van bijzaken te onderscheiden en raakt onder invloed van externeomstandigheden gemakkelijk in een chaotische denktrant. Dit kan een enkele keer tot psychotische desintegratie leiden. Klager kan zijn eigen aandeel in het ontstaan van zijn chaotische belevingswereld niet of nauwelijks onderkennenen legt de oorzaken daarvan buiten zichzelf. Zijn zelfbeeld komt niet overeen met zijn feitelijke capaciteiten. Daarbij komt dat hij in een soort spagaat verkeert tussen zijn conservatief islamitische ouders en de Nederlandsesamenleving waarvan hij deel wil uitmaken. De kliniek is er niet in geslaagd tot samenwerking met klagers ouders te komen.
Klager heeft gepoogd vrijwilligerswerk te verrichten, maar dit is geëindigd door klagers chaotische werkwijze. Klager heeft verder geen vooruitgang geboekt in het vinden - met behulp van de kliniek - van een passende dagbesteding.
Een hem totaal in beslagnemende verliefdheid op en afwijzing door een vrouwelijke medeverpleegde heeft hem totaal ontregeld. Klager heeft in deze situatie geweigerd het kliniekbeleid, gericht op de doelstellingen van hetproefverlof, te volgen. Klager is drie maal ongeoorloofd afwezig geweest. Hij is twee maal niet teruggekeerd van onbegeleid verlof, te weten van 12 augustus 2003 tot 13 augtustus 2003 respectievelijk van 31 augustus 2003 tot 5september 2003, en is de derde keer van 6 oktober 2003 tot 14 oktober 2003 ongeoorloofd afwezig geweest nadat hij zich had onttrokken aan begeleid verlof.
Klager was inmiddels steeds meer geagiteerd geraakt en consistent overleg met hem was niet meer mogelijk. Klager was zeer wisselend in zijn medicatie-inname.
Op 10 november 2003 heeft het hoofd van de FPK De Meren het proefverlof ingetrokken; vervolgens heeft de Minister van Justitie de machtiging tot dit proefverlof ingetrokken. Het hoofd van de inrichting is van oordeel dat deontregeldheid van klager, indien hij in het kader van proefverlof in een RIBW zou hebben verbleven, tot ernstige moeilijkheden en potentieel gevaarlijke situaties had kunnen leiden.
Klager is op 19 november 2003 geplaatst op de afdeling “gesloten individueel” van De Meren. Vanaf 2 februari 2004 verblijft hij voor een “time-out” in de GGz Eindhoven.

4. De beoordeling
Aannemelijk is dat de bestreden beslissing van 10 november 2003 op deze datum schriftelijk aan klager is medegedeeld, terwijl klager op 10 november 2003 mondeling en op 11 november 2003 schriftelijk in kennis is gesteld van demogelijkheid beroep in te stellen. De beroepstermijn, die op 11 november 2003 is aangevangen, is op de datum van binnenkomst van het beroepschrift bij het secretariaat van de beroepscommissie met twee dagen overschreden. Van dezetermijnoverschrijding is klager echter geen verwijt te maken, nu aannemelijk is dat klager weliswaar tijdig bekend is gemaakt met de beroepsinstantie, maar niet met het adres van de beroepcommissie en evenmin met de wijze waaropberoep dient te worden ingesteld. Klager heeft hieromtrent navraag gedaan bij de Klachtencommissie van De Meren, welke commissie klager op 18 november 2003 heeft geantwoord.
Klager kan daarom in het beroep worden ontvangen.

Klager heeft proefverlof genoten van 16 maart 2001 tot aan de datum van de bestreden beslissing. Het proefverlof is hem destijds verleend door het hoofd van de GGz Eindhoven. De op schrift gestelde oorspronkelijkeproefverlofvoorwaarden bevinden zich bij de stukken.

In artikel 51, derde lid, tweede volzin, in verbinding met artikel 50, derde lid, van de Bvt is bepaald dat het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden bevoegd is het proefverlof in te trekken - ondermeer- bij overtreding van een bepaalde voorwaarde.

Aannemelijk is geworden, door de toelichting van het hoofd van de inrichting ter zitting, dat de beslissing tot intrekking van het proefverlof is gebaseerd op de overtreding door klager van de voorwaarden dat hij zich diende tehouden aan de afspraken over zijn vrijheden, met name het op tijd terugkeren van een verlof, en over het zoeken en vinden van een zinvolle tijdsbesteding. De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan de stelling van deinrichting dat omtrent de naleving van deze in het geding zijnde voorwaarden door De Meren afspraken met klager zijn gemaakt.
Onweersproken is dat klager drie maal ongeoorloofd afwezig is geweest uit de inrichting en dat hij er niet in is geslaagd om – met hulp van de inrichting – een zinvolle tijdsbesteding te vinden. Derhalve is een wettelijke grond voorde beslissing tot intrekking van het proefverlof aanwezig.
De beroepscommissie acht de intrekkingsbeslissing in de gegeven omstandigheden verantwoord, gelet op het door het hoofd van de inrichting geschetste beeld van verslechtering van klagers conditie. Overigens acht de beroepscommissieaannemelijk dat die verslechtering al vóór de intrekkingsbeslissing is opgetreden, mede naar aanleiding van het staken door klager van zijn medicijngebruik.

De beroepscommissie heeft overigens de stellige indruk dat De Meren beoogt klagers behandeling op korte termijn voort te zetten en zo mogelijk te streven naar hervatting van het proefverloftraject.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klagers proefverlof in te trekken niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond wordenverklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. dr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 8 april 2004.

secretaris voorzitter

nummer: 03/2653/TV
betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 17 februari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker;
leden: drs. B. van Dekken en mr.dr. E.J. Hofstee.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn mr. P.J. Zandt, namens klager, en prof. dr. [...], hoofd van de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) De Meren, verder te noemen de inrichting, te Amsterdam. Klager heeft er van afgezien in persoon ter zittingaanwezig te zijn.

De raadsman heeft namens klager volhard bij de inhoud van de schriftelijke toelichting op het beroepschrift. Hieraan is - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
De vraag blijft of aan klager een exemplaar van de verlofvoorwaarden is verstrekt.
Klagers verloftraject verliep goed. Er was uitzicht op plaatsing in een RIBW instelling. Klager had de domme pech verliefd te worden op een medepatiënte. Hij was hierdoor volledig de kluts kwijt en is een aantal keren niet op tijdteruggekeerd van een verlof. Steeds kwam hij echter op vrijwillige basis terug, terwijl er geen incidenten waren geweest. Er was geen gevaar voor de samenleving, althans dit is niet aangetoond. Blijft over de tweedeintrekkingsgrond, die van de overtreding van de verlofvoorwaarden. In dit geval waren de exacte voorwaarden en vrijheden klager niet duidelijk.
Het hoofd van de inrichting heeft, afhankelijk van de omstandigheden, de discretionaire bevoegdheid het proefverlof in te trekken, maar het is ook mogelijk om bijvoorbeeld de verlofvoorwaarden uit te breiden om te zorgen dat deverpleegde in zijn traject blijft.
Klager vindt het heel moeilijk mensen te vertrouwen. Sinds de intrekkingsbeslissing gaat het steeds slechter met hem. De beslissing om klagers proefverlof in te trekken zal zijn vertrouwen in de kliniek hebben ondermijnd.

Het hoofd van de inrichting heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft zich niet aan de afspraken gehouden. Het was hem bekend dat hij op de afgesproken tijd terug moest zijn van de desbetreffende verloven. Ook diende hij zich in te spannen om te leren zijn dag zinvol in te vullen, eentijdsbesteding te vinden.
Verlof kan op grond van artikel 50 van de Bvt worden ingetrokken op de grond dat de verpleegde zich niet aan (een van) de voorwaarden van het proefverlof heeft gehouden. Deze grond is in dit geval van toepassing. Deproefverlofvoorwaarden zijn opgesteld in het tijdvak van klagers verblijf in de GGz Eindhoven. Ook in Eindhoven waren er al concrete afspraken over het omgaan van klager met vrijheden; hij had toen al meerdaags onbegeleid verlof. Erzijn inderdaad in De Meren controverses geweest over de invulling van klagers vrijhedenbeleid. Deze betroffen het uitgaan op werkdagen. Hierover zijn geen toezeggingen aan klager gedaan.
Ten aanzien van de maatschappelijke veiligheid kan worden opgemerkt dat er van klager in de buitenwereld geen onmiddellijk delictgevaar uitgaat, maar dat klager - zo is eerder gebleken tijdens ongeoorloofde afwezigheid -buitengewoon beïnvloedbaar is en niet voldoende in staat is om de omstandigheden en zijn gedrag op redelijke wijze in de hand te houden. De twee keren van ongeoorloofde afwezigheid na onbegeleid verlof waren gekenmerkt door devoorafgaande gebeurtenissen. Klager kon het na zijn hevige verliefdheid en de afwijzing niet verdragen om terug te keren in de inrichting. Hij wist niet hoe hij zonder gezichtsverlies kon terugkomen. Daarop is telefonisch eenrollenspel gespeeld om dit te oefenen. Uiteindelijk is hij wel zelfstandig teruggekomen. De kliniek wilde toen nog de afspraken met klager voortzetten en streven naar RIBW-plaatsing, waar nog perspectief op was. Klager was toenechter niet meer de kliniek uit te krijgen. Hij wilde bij zijn geliefde blijven die hem had afgewezen. De wijze waarop dit geschiedde gelijkt op stalking. Klager kroop in de binnentuin op gevaarlijke wijze achter haar aan. Dezeonplezierige situatie is met klager besproken. Klager wilde toen nog bij de eerstkomende verlengingszitting laten zien dat hij in een RIBW zat en bezigheden had. Daarop is beslist dat klager onderweg op de fiets begeleid zou wordennaar zijn bezigheden buiten de inrichting. Klager heeft zich echter aan de begeleiding onttrokken en is er vandoor gegaan, terwijl aan klager absoluut duidelijk was gemaakt dat hij zich niet aan de begeleiding mocht onttrekken.Daarmee was de basis onder het beleid van de kliniek weg. Rond de affaire met de vrouwelijke verpleegde was er in toenemende mate agitatie bij klager ontstaan. Klager verkeerde bij zijn terugkeer van de laatste ongeoorloofdeafwezigheid in zodanig slechte en labiele, bijna manische, conditie dat het hoofd zich heeft afgevraagd of klager wel een onderdak en een bed heeft gehad. Klager kon toen niet bij zijn ouders terecht. Nadien ging het heel slecht methem op de afdeling. Men was niet meer on speaking terms. Het hoofd van de inrichting heeft in deze omstandigheden, in overleg met de reclassering, reden gezien om het proefverlof in te trekken. Hij acht deze beslissing in redelijkeverhouding met de omstandigheden en klagers gedrag. De situatie is niet vergelijkbaar met klagers conditie na de ongeoorloofde afwezigheid in 2001. Zijn toestand was toen veel stabieler.
De mededeling dat zijn proefverlof was ingetrokken was voor klager heel moeilijk te verwerken. Hij is zodanig agressief geworden dat hij onder politiebegeleiding naar een separeerruimte moest worden gebracht. Tijdens het verblijf inde separeerruimte is hij nog angstiger geworden. De Meren kon hier met hem niet uitkomen. Om die reden is een beroep op de GGz Eindhoven gedaan, waar klager thans voor de duur van zes weken verblijft in het kader van een time-out.De Meren wil klager zo spoedig mogelijk terugnemen om weer met de behandeling te starten.
Ook vóór de intrekkingsbeslissing was de toestand van klager al aan het verslechteren door zijn weigering medicatie te nemen. Als het proefverlof niet zou zijn ingetrokken zou wellicht overplaatsing zijn overwogen.

secretaris voorzitter

Naar boven