Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/3036/GA, 7 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/3036/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 30 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 27 november 2003 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Den Haag, die op 18 december 2003 naar partijen is verstuurd,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord de heer [...], unit-directeur van voormelde locatie Zuid.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de activiteiten voor de duur van 14 dagen, omdat klager met zijn gedrag onrust op de afdeling heeft veroorzaakt;
b. klagers overplaatsing naar een andere unit.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van unit 3 naar unit 4 overgeplaatst. Deze units vallen onder één locatie, welke uit verschillende gebouwen bestaat. Beide units zijn aangewezen als huis van bewaring (h.v.b.) met een standaardregime van beperktegemeenschap. De directeur heeft altijd begrepen dat als iemand binnen één en dezelfde locatie wordt overgeplaatst naar een inrichting met hetzelfde regime en beveiligingsniveau, de directeur dit zelf mag doen. Er wordt bijdergelijke overplaatsingen overigens altijd, en ook in dit geval, contact opgenomen met de selectiefunctionaris, maar deze heeft meegedeeld dat de directeur zelf kan beslissen. Bij klager is een beheersmaatregel toegepast door hemeven uit de groep te halen. Hij kon wel individueel sporten, luchten en dergelijke. De directeur heeft in dit geval gekozen voor uitsluiting van klager van deelname aan de activiteiten; normaliter wordt iemand in afzonderinggeplaatst. De maatregel heeft uiteindelijk maar vier uur geduurd; toen is klager overgeplaatst naar de andere unit.

3. De beoordeling
Voor wat betreft onderdeel a.
Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur tot oplegging aan klager van een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan deactiviteiten voor de duur van veertien dagen niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Voor wat betreft onderdeel b.
In artikel 15, eerste lid, Pbw is bepaald dat de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geschiedt overeenkomstig de door de Minister van Justitie bepaalde bestemming van de penitentiaire inrichtingen en afdelingen daarvan. Inhet derde lid van dat artikel is bepaald dat met de beslissing omtrent (over)plaatsing selectiefunctionarissen worden belast die daartoe door de Minister worden aangewezen. Tegen een beslissing van de selectiefunctionaris staat deprocedure van bezwaar en beroep open van hoofdstuk XIII van de Pbw.
In het onderhavige geval was sprake van een overbrenging van unit 3 naar unit 4. Beide units behoren tot de locatie Zuid, maar gelet op de Ministeriële bestemmingsaanwijzing waren beide onder meer aangewezen als h.v.b.. Het betreftderhalve afzonderlijke inrichtingen met een eigen bestemming en de overbrenging is daarmee een overplaatsing als bedoeld in artikel 15, derde lid, Pbw. Tot een dergelijke beslissing is niet de directeur, maar uitsluitend deselectiefunctionaris bevoegd.
De beroepscommissie zal het beroep met betrekking tot dit onderdeel gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie klager een tegemoetkoming toekennen van € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 7 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven