Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4972/GA, 14 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Nummer          R-19/4972/GA     

Betreft [klager]

Datum 14 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering om een postpakket, inhoudende een bestelling bestaande uit (veganistische) voedingsmiddelen aan hem uit te reiken (Z1-2019-000659).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 11 oktober 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Bij brieven van  17 januari, 15 april en 25 mei 2020 heeft klager nadere reacties gegeven.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De stelling dat het postpakket niet kan worden gecontroleerd op contrabande klopt niet. Met de inzet van bijvoorbeeld een drugshond kan de inhoud van het pakket eenvoudig worden gecontroleerd. Daarnaast kan het pakket worden geopend en gecontroleerd in aanwezigheid van klager. Omdat klager het pakket niet mag invoeren en de winkellijst met betrekking tot veganistische levensmiddelen beperkt is wordt klager in feite gesegregeerd, terwijl de wet gelijke behandeling bedoeld is om dit te voorkomen. De directie gaat hier ten onrechte aan voorbij. Klager voelt zich gediscrimineerd en geschoffeerd.

Standpunt van de directeur

Om de orde en veiligheid van de inrichting te bewaken is geweigerd het pakket, dat uit meerdere potten met onder meer pillen bestaat, aan klager uit te reiken. De door klager bestelde producten kunnen niet worden gecontroleerd op contrabande. Bovendien kan klager in de PI (veganistische) maaltijden ontvangen en bij de inrichtingswinkel producten bestellen. De producten die klager had besteld zijn dan ook niet noodzakelijk en klager is in geen enkel recht beperkt. Voorts blijkt dat klager in de inrichting(en) waar hij voorheen verbleef geen producten mocht bestellen of (laten) invoeren. Met betrekking tot klagers stelling dat de winkellijst een beperkt aanbod van veganistische voeding bevat is van belang dat dit een standaard lijst betreft die voor iedere gedetineerde geldt. De directeur is daarbij afhankelijk van In-Made, in die zin dat een verzoek tot wijziging van de winkellijst via de gedetineerdencommissie aan de directeur wordt voorgelegd. Vervolgens stelt de directeur In-Made in kennis van het verzoek. Ten slotte is in artikel 4.5.3 van de huisregels van de PI bepaald dat het niet is toegestaan om bestellingen te ontvangen van postorderbedrijven en uitgeverijen. Klager heeft geen toestemming gekregen van deze regel af te wijken.

3. De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. In aanvulling op die beslissing overweegt de beroepscommissie als volgt.

Op grond van het bepaalde in artikel 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet  is de directeur bevoegd om de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen te weigeren indien dit noodzakelijk is in het belang van (onder meer) de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting. Uit de stukken volgt dat klager via de website Body & Fit voedingsmiddelen heeft besteld, waaronder diverse mineralen, multivitaminen, cacao nibs, maca poeder, chia- en lijnzaad mix en moerbeien. De door klager bestelde voedingsmiddelen betreffen onder meer capsules, zaden en poeder die in meerdere potten waren verpakt. De beroepscommissie is van oordeel dat vanwege de hoeveelheid bestelde producten en de aard van de door klager bestelde voedingsmiddelen, het postpakket niet goed controleerbaar was op contrabande. De weigering van de directeur om het postpakket aan klager uit te reiken dient daarom bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk te worden aangemerkt. Dat uit de stukken in beroep blijkt dat het klager in een vorige inrichting wél was toegestaan om (voeding)supplementen in te voeren, maakt het voorgaande niet anders. Het beroep van klager zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 14 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven