nummer: R-19/2910/GA
betreft: [klager] datum: 18 augustus 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J. Stronks, namens [klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 februari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (PI) Almere, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft, vanwege de sluiting van de PI Almere, de directeur van het Justitieel Complex Zaanstad in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman voormeld, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Klager heeft na een wortelkanaalbehandeling vier dagen niet de voorgeschreven medicatie gekregen (klachtnummer AB-2018-564).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zijn beklag ingediend op 6 november 2018, nadat de schending van de zorgplicht op 30 oktober 2018 ten einde was gekomen. Hiermee heeft hij tijdig, namelijk op de zevende dag na het eindigen van de met de zorgplicht strijdige situatie, beklag ingediend.
Klager verzoekt primair zijn beroep gegrond te verklaren en de zaak terug te wijzen naar de beklagrechter. Mocht de beroepscommissie besluiten de zaak als enige rechtsprekende instantie inhoudelijk te behandelen, dan verzoekt klager om de gronden van zijn beklag zoals opgenomen in het klaagschrift, alsmede zijn standpunt in de reactie van 17 januari 2019 als herhaald en ingelast te beschouwen.
De directeur heeft in beroep aangegeven te volharden in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend.
Klager heeft na de wortelkanaalbehandeling vier dagen geen medicatie verstrekt gekregen. Hij heeft beklag ingediend op 6 november 2018, te weten de zevende dag gerekend vanaf het moment waarop hij die medicatie wel kreeg (30 oktober 2018).
Klager heeft hiermee tijdig beklag ingediend en had daarom in zijn beklag moeten worden ontvangen. De uitspraak van de beklagrechter zal daarom worden vernietigd.
Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie het beklag in eerste en hoogste instantie beoordelen. De beroepscommissie betrekt hierbij dat de door de raadsman verzochte terugwijzing naar de beklagrechter van de PI Almere niet aangewezen is, gelet op de sluiting van de PI Almere.
Uit wat de directeur in beklag heeft aangevoerd, blijkt dat ten aanzien van klager is gehandeld overeenkomstig de gangbare procedure zoals die ten tijde van de klacht gold in de PI Almere. Die procedure bracht met zich mee dat een recept dat was voorgeschreven door een specialist in het ziekenhuis, moest worden ingeleverd bij de medische dienst, die vervolgens een recept voor de benodigde medicatie uitschreef. Het recept werd dan na autorisatie van de arts digitaal verzonden naar de apotheek in Dronten, die het verwerkte en de medicatie leverde aan de inrichting. Het was volgens de directeur niet de bedoeling dat een medewerker van Dienst Vervoer & Ondersteuning, die gedetineerden begeleidt naar een ziekenhuis, zelf een recept ophaalt bij de apotheek van het ziekenhuis.
In dit geval heeft klager op vrijdag 26 oktober 2018 de wortelkanaalbehandeling ondergaan en heeft de specialist een apothekersrecept verstrekt. De medische dienst heeft de medicatie op maandag 29 oktober besteld, waarna deze op dinsdag 30 oktober aan klager is uitgereikt. In de tussentijd is klager paracetamol aangeboden. Onduidelijk is gebleven waarom de medicatie pas op maandag is besteld. Gelet op de sluiting van de PI en het gegeven dat in beklag geen behandeling van de feiten heeft plaatsgevonden, zal de beroepscommissie er - met het oog op de in artikel 42, vierde lid onder a van de Pbw vermelde zorgplicht van de directeur - op basis van de beschikbare stukken in het voordeel van klager vanuit gaan dat de gebreken in het proces rondom het verkrijgen van de medicijnen in dit specifieke geval voor rekening van de directeur behoren te komen. Het beklag zal dan ook gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie stelt vast dat klager ongemak heeft ondervonden en zal aan klager de na te noemen tegemoetkoming toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €15,-.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.L. van Lijf, secretaris, op 18 augustus 2020
secretaris voorzitter